De Joden vieren drie keer per jaar een godsdienstig feest. Ieder die dat kan, trekt naar Jeruzalem. Tot het jaar 70 van onze jaartelling, omdat de tempel in Jeruzalem de centrale plaats van de festiviteiten was. Ook Jezus trok met zijn discipelen meerdere malen naar Jeruzalem om daar deze feesten mee te vieren. De laatste keer dat ze dat samen deden, was ter gelegenheid van het Joodse Pesachfeest.

Oogstfeesten

De Joodse feesten zijn allemaal oogstfeesten:

  • In het voorjaar, bij het begin van de gerstoogst: Feest van het ongedesemde brood, ook wel Pesach genoemd (eigenlijk een cluster van 3 feesten: Pesach, Feest van de Eerstelingen, Feest van het ongedesemde brood)
  • Vlak voor de zomer, aan het begin van de tarweoogst: Wekenfeest (of Pinksterfeest)
  • Begin van de herfst, aan het eind van de druivenoogst: Loofhuttenfeest (ook een cluster van 3 feesten: Bazuinenfeest, Verzoendag, Loofhuttenfeest).

Lees: Deuteronomium 16:16

Voorbijgaan

Het Pesachfeest, waarmee de feestweek van het Ongedesemde brood begon, was een herinnering aan een historische gebeurtenis, die het begin van het bestaan als volk van Israël inluidde: de uittocht uit Egypte.

Nadat er al 9 “plagen” (rampen) over Egypte waren gekomen, werd een 10e plaag aangekondigd, waardoor elk gezin in Egypte getroffen zou worden: een engel zou in elk huis de eerstgeborene doden. Alleen die huizen zouden worden overgeslagen, waar de bewoners een lam geslacht en het bloed aan de deurposten gestreken hadden. Waar de engel het bloed aan de deurposten zag, zou hij voorbijgaan.

De Israëlieten deden wat Mozes hun voorschreef en werden gespaard. Ze aten die avond ongedesemd brood, omdat de tijd ontbrak om het deeg te laten rijzen. Ze stonden namelijk klaar om Egypte te verlaten en naar het beloofde land te gaan.

Jaarlijks vieren ze dit feest als een herinnering aan die nacht in Egypte. Bittere kruiden herinneren hen aan de harde slavernij, het ongedesemde brood (matzes) aan hun overhaaste uittocht.

Lees: Deuteronomium 6:21-23 en Deuteronomium 16:1-3

Jezus

De laatste keer dat Jezus en zijn volgelingen samen aten, vierden ze Pesach. Daarbij veranderde Jezus de betekenis. Ze moesten niet (alleen) terugdenken aan de bevrijding uit Egypte of aan een lam dat door zijn bloed hen beschermde tegen de engel van de dood. Ze moesten voortaan aan hem denken, omdat hij zijn leven ging geven om mensen die slaven van zonde en onrecht zijn te bevrijden. Jezus wordt dan ook in het Nieuwe Testament omschreven als “ons paaslam”.

De christenen vieren dit feest ook jaarlijks: op Goede Vrijdag, de dag dat Jezus stierf. De maaltijd die Jezus met zijn volgelingen hield, houden ze vaker, meerdere keren per jaar. Omdat Jezus en zijn volgelingen deze maaltijd volgens Joods voorschrift ’s avonds gebruikten, wordt die maaltijd nog altijd ‘avondmaal’ genoemd, ook als hij in de kerk ’s morgens wordt gehouden.

Lees: Matteüs 26:26-28

Pesach

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.