De Heilige Geest – Gods kracht in de gelovige

In een vorig artikel hebben we gezien, dat het doel van het werk van de Heilige Geest is, dat de gemeente van Christus opgebouwd wordt. Hij werkt door mensen. Sommigen hebben een bijzondere taak gekregen in het toerusten van de gemeente, maar om de (geestelijke) groei van de gemeente mogelijk te maken, werkt de Geest in elk lid van de gemeente, niemand uitgezonderd.

Bekwaamheid om de gemeente te dienen

Als Christus sommige (categorieën) mensen als gaven aan de gemeente gegeven heeft, mag je veronderstellen, dat zij ook de bekwaamheid om die taak te vervullen, ontvangen hebben. Paulus zegt van zichzelf, dat hij “een dienaar van de gemeente geworden is naar de genadegave van God, die hem geschonken is” (Efeziërs 3:7). Dit kan betekenen, dat hij het als een genade en een voorrecht ziet, dat God hem als apostel wil gebruiken, maar ook dat deze taak in overeenstemming is met de capaciteiten die God hem gaf. Uit zijn woorden aan Timoteüs kun je opmaken, dat deze leerling van Paulus bepaalde capaciteiten als gave ontvangen heeft. Het is een “gave” of “genade” die hij moet “aanwakkeren
Maar wat geldt voor mensen als Paulus en Timoteüs, geldt eigenlijk voor iedereen. Want Gods genadegaven worden aan ieder afzonderlijk gegeven, zodat Christus door zijn Geest ieder van ons kan gebruiken om de gemeente op te bouwen: “Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen” (1 Petrus 4:10).

Geestelijke gaven

De bekwaamheden die door de Geest gebruikt worden, noemen we vaak “gaven”, geestelijke gaven of gaven van de Geest. Maar voor een goed verstaan zullen we goed moeten kijken naar de woorden die er in de Bijbel voor gebruikt worden. Vergelijk je de diverse vertalingen met elkaar, dan kom je de volgende woorden en uitdrukkingen tegen, die overigens door elkaar gebruikt lijken te worden:

  1. Genade, gave, genadegave
    Het woord voor gave zoals dat gebruikt wordt voor apostelen en profeten die als gave aan de gemeente geschonken werden, wordt hier niet gebruikt. Het gebruikte woord is “genade” of een daarvan afgeleid woord, dat je zou kunnen interpreteren als “iets dat uit genade voort komt” of als “uiting van de genade”.  Zo lees je bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 12:28,29: “God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: .. ​apostelen, .. profeten, leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen“.
  2. Uitingen van de Geest, geestelijke gaven, gaven van de Geest
    Ook  hier komt het Griekse woord voor “gave” niet voor, maar wordt het woord “geest” of “geestelijk” gebruikt, waar wij in het Nederlands voor de duidelijkheid iets bij moeten bedenken.  Zo lezen we in 1 Korintiërs 12:1: “Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten” (NBG51) of “Broeders en zusters, over de gaven van de Geest wil ik u het volgende zeggen” (NBV).

Dit lijkt er op te wijzen, dat het niet zozeer gaat om een vaardigheid die wij zouden bezitten, maar dat de bedoeling is om te laten zien, dat Gods Geest in ieder van ons werkt. Hij doet geen beroep op een “gave” of kundigheid, maar op ons geestelijk inzicht: wat heeft de ander, wat heeft de gemeente nodig en hoe kan ik daarin voorzien? Niet  onze vaardigheid is belangrijk voor de gemeente, maar onze beschikbaarheid om de Geest door ons heen te laten werken op een manier die passend is in de gegeven situatie:

1 Korintiërs 12: 4Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; 5en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; 6en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. 7Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.

Wat moeten wij weten over de geestelijke gaven?

Paulus somt in zijn brieven verschillende lijstjes met genadegaven op. de twee belangrijkste vind je in Romeinen 12 en in 1 Korintiërs 12. Daar zitten nogal wat verschillen tussen. Zowel in de gaven die genoemd worden, als in de toelichting. Het is daarom zinvol eerst eens te kijken naar de bedoeling van deze opsommingen.

In Rome was een christelijke gemeente ontstaan, zonder dat Paulus of één der andere apostelen erbij betrokken waren. Het resultaat van het getuigenis van Romeinse Joden die in Jeruzalem tot bekering waren gekomen. Het is een jonge gemeente die onderwijs nodig heeft. Paulus hoopt hen te bezoeken om ze te onderwijzen en, naar zijn gewoonte,
een stevig fundament voor de gemeente te leggen. Vooruitlopend op zijn bezoek schrijft hij alvast een brief, die nauwelijks een brief is, maar eerder een brochure met de belangrijkste leringen.

Korinte is een heel andere gemeente. Ze is ontstaan door de prediking van Paulus. Maar de  berichten die Paulus na zijn vertrek uit die stad bereiken, stemmen hem verdrietig. Weliswaar komen ze in geen enkele genadegave tekort, maar er heerst verdeeldheid onder hen. De één is een aanhanger van Paulus, de ander van Apollos. Ze zijn gevoelig voor wereldse wijsheid, die ze hoger aanslaan dan Gods wijsheid (dat is Christus). Gelovigen plegen ontucht die zelfs onder de heidenen niet voorkomt. De samenkomsten zijn niet tot zegen; ze doen meer kwaad dan goed. Er zijn misstanden bij het avondmaal, doordat rijken zich verheven voelen boven mindervermogenden en geen oog hebben voor de ander.

Paulus heeft hen waarschijnlijk 3 brieven geschreven, waarvan de eerste en derde in de Bijbel opgenomen zijn. De 2e brief, die wij verder niet kennen, maar waarin de ernstige pastorale problemen blijkbaar met naam en toenaam besproken waren, was geschreven “onder tranen”, om de misstanden en omdat de Korintiërs zich blijkbaar van de eerste brief niet al te veel hadden aangetrokken. In de 3e brief, die wij dus kennen als 2 Korintiërs, lijkt het erop dat ze de voorgaande brief hen tot inkeer heeft gebracht.

Het verschil tussen de gemeente te Rome en die te Korinte maakt dat de toonzetting van beide brieven totaal verschillend is en er in de Korintebrief veel gedetailleerder op allerlei zaken wordt ingegaan. In Rome was basaal onderwijs nodig, in Korinte moest veel gecorrigeerd worden.

Een hogere weg

Voor we, in een volgend artikel, de lijstjes uit Romeinen en 1 Korinte bekijken, staan we stil bij de zin waarmee Paulus in 1 Korinte een intermezzo in zijn betoog inluidt:

1 Korintiërs 12: 29Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten? 30Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen? 31Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert.

Hiermee geeft hij aan, dat we niet jaloers hoeven te zijn op de gaven van anderen. We hebben nu eenmaal niet allemaal dezelfde gaven. Ieder wordt op een unieke manier gebruikt. De aansporing om te streven naar de hoogste gaven, hangt samen met het onderwerp dat Paulus in hoofdstuk 11 hoofdstuk 11 aansneed en dat doorloopt tot hoofdstuk 14: de orde in de samenkomsten. In Korinte deden die meer kwaad dan goed. De aansporing is niet om een andere gave te verlangen dan die de Heilige Geest in je werkt. Het gaat erom, dat juist die gaven in de samenkomsten gebruikt worden, die op dat moment het meeste bijdragen aan de opbouw van de gemeente. Immers: het gaat om uitingen van de Geest, tot welzijn van allen (1 Korintiërs 12:7). De genadegaven en het gebruik ervan zijn geen doel in zichzelf, maar een middel tot opbouw van de gemeente. Het doel ligt veel hoger. Daaraan zal Paulus heel hoofdstuk 13 wijden: de (onderlinge) liefde. Daaraan is de werkzaamheid van de Heilige Geest te meten.

De Heilige Geest – Gods kracht in de gelovige
Getagd op:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.