Een levend offer

Als christen ben je een volgeling van Jezus. Maar wat betekent dat voor de praktijk van ons leven? Waaraan herken je elkaar, en herkennen anderen jou, als christen? Die vraag is al zo oud als de weg naar Rome.

Rome

In Rome was in de eerste eeuw al een gemeente ontstaan. Door Romeinse Joden die op bezoek in Israël tot geloof gekomen waren en het evangelie mee namen naar Italië? Door het werk van Petrus, zoals de overlevering ons vertelt? In elk geval hadden ook niet-Joden het evangelie van Jezus omarmd en zich bij de gemeente, de kerk, aangesloten. Paulus, de apostel der heiden, die de gemeenten onder de heidenen een vast fundament moest geven, kenden zij alleen van horen zeggen.

In een wereldstad als Rome vind je een bonte verscheidenheid aan culturen en religies. Al die groepen kwam je ook in de gemeente tegen: christenen uit de Joden, christenen uit de heidenen in hun eigen veelkleurigheid – ze kwam immers uit het gehele Romeinse Rijk:  Europa, Azië, Noord-Afrika. Ieder heeft eigen gewoonten en inzichten. Dat kan makkelijk tot problemen leiden. Natuurlijk zoek je dan naar wat God van ons vraagt. Maar die vraag ligt ingebed in een paar andere vragen, die bij  ons zoeken naar de weg ook meespelen: Hoe zien we elkaar, wat verwachten we van elkaar? Op die vragen wil Paulus ingaan. Nog voor hij Rome bezoekt, schrijft hij een brief.

De kern van het evangelie

In zijn brief aan de Romeinen begint Paulus direct met de kern van het evangelie: “Van Paulus, dienaar van Christus Jezus, geroepen tot apostel en uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen, 2dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd: 3het evangelie over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, 4aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen Hij, Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood.” (Romeinen1:1-4).  Dat is de kern van ons geloof en door dat geloof leven we (Romein 1:17), net als Abraham, de eerste persoon in de Bijbel van wie gezegd wordt, dat hij in God geloofde (Genesis 15:6; NBG).

Aan Abraham en zijn nakomelingen beloofde God een nieuwe wereld, die zich in alles onderscheidt van de huidige wereld. In Rome was die vol van bandeloosheid, gekonkel en nog meer trieste zaken. De oorzaak is de zonde in het hart van de mensen. Maar voor wie gelooft is de toekomst al begonnen. God heeft een nieuw begin gemaakt door Jezus Christus. Als je in Hem gelooft, leef je anders, denk je anders, ja ben je anders. Je bent een nieuwe schepping.

Een nieuw leven

Paulus roept ons op om ons leven te veranderen (Romeinen 12:1-2). We zijn allemaal gevormd door het leven en denken van de huidige tijd, de wereld waarin we geboren zijn. We hebben door het geloof in Jezus deel gekregen hebben aan het leven dat door zijn opstanding aan het licht gekomen is. Dat vraagt van ons een verandering van denken, een nieuwe gezindheid: U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is”” (Romeinen 12:2).

We zijn gauw geneigd om het leven als christen te beschrijven in dingen die je moet en dingen die je niet mag. Maar regels, hoe nodig ze ook zijn bij het opvoeden van kleine kinderen, kunnen ook leiden tot oppervlakkigheid en geestelijke onvolwassenheid: “Als ik me maar aan de regels houd”. Denk even terug aan Abraham. Toen hij door God geroepen werd, kreeg hij geen regels. Geloof, vertrouwen in God was voldoende. Het noopte hem om naar Gods stem te luisteren en Gods woorden te overdenken. Toen God later aan de Israëlieten voorstelde, dat Hij op dezelfde wijze met hen zou omgaan, zeiden ze: “Laat God maar zeggen, wat we moeten doen. Dan zullen we dat doen”. Later zou blijken, dat bij hun ijver om naar de regels te leven, hun harten voor God gesloten bleven …..

Een offer

Dat nieuwe leven wordt door Paulus beschreven als een offer. Niet een offer waarbij je iets van je bezit aan God afstaat. Je bent zelf een offer. Je stelt je beschikbaar, zodat God in je aan het werk kan gaan om dat nieuwe leven zichtbaar te maken. Je stelt je ten dienst van God. Daar was het God in het Oude Testament ook al om te doen. Hij wilde geen offers, maar liefde (Hosea 6:6 in veel vertalingen), of, in de woorden van Jezus: barmhartigheid (Matteüs 12:7). God verheugt zich als zijn kinderen in barmhartigheid met elkaar en anderen omgaan en het  goede voor de ander zoeken.

 

Foto door Matthias Zomer via Pexels

Pinksteren – zendingsfeest

In de Bijbelverhalen over Jezus en zijn discipelen bemerk je als oplettende lezer soms een spanning tussen wat Jezus zei over zijn (toekomstige) werk en wat zijn discipelen verwachtten dat Jezus zou gaan doen.

Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de gesprekken die Jezus met zijn leerlingen had over zijn lijden en sterven. Daar snapten zij helemaal niets van. Op de momenten dat Jus het daarover had, hield hun dat zo bezig, dat ze zelfs niet hoorden, dat Hij niet alleen over zijn sterven sprak, maar ook over zijn opstanding uit de dood.

Messiasverwachting

Dat had alles te maken met hun verwachting: zij dachten dat Jezus kwam om Koning van Israël te worden en Gods volk te bevrijden van de heidense overheersers, die al een eeuw of vier de baas waren in Israël – achtereenvolgens de Babyloniërs, de Perzen, de Grieken en uiteindelijk de Romeinen. Ze zien in Jezus de beloofde Messias-Koning. Hoe kan hij hen bevrijden van de Romeinen, als hij sterft? In hun plaatje past geen smadelijke dood.

Ze zijn niet de eersten die met dit soort vragen worstelen. Ook de profeten uit het Oude Testament hebben hiermee te maken gehad. Ze stuitten op tegenstrijdige teksten omtrent de Messias: “Wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade die u ten deel zou vallen. Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was, doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods luister zou delen” (1 Petrus 1:10-11). Aan de ene kant een overwinnende Vorst die tot in eeuwigheid zal regeren, een aan de andere kant een lijdende Knecht van de Heer. Probeer die beelden maar eens met elkaar te verzoenen.

Is de verwachting dat de Messias Koning zal zijn dan een kwestie van een verkeerde interpretatie? Nee, dat zeker niet. Dat blijkt wel bij de hemelvaart van Jezus. Jezus is gedurende 40 dagen verschenen aan zijn leerlingen om met hen over het Koninkrijk van god te spreken. Zij vragen Hem daarna op de man af of Hij nu dan het koninkrijk voor Israël gaat herstellen. Blijkbaar heeft het onderwijs van Jezus hun gedachten omtrent dat Koninkrijk niet veranderd, maar eerder versterkt. Ze zijn enthousiast en willen niets liever, dan dat het nú werkelijkheid wordt.

Het antwoord van Jezus op hun vraag is geen terechtwijzing. Het is geen verwijt  in de zin van: “Jullie hebben helemaal niet naar me geluisterd”. Nee, het is veel meer een aanmaning om niet voor God uit te rennen: “Dat komt wel, maar op de tijd die de Vader ervoor bepaald heeft. Jullie gaan nu eerst aan het werk door de kracht van Gods Geest” (Handelingen 1:7-8). Ze hoeven nog maar een paar dagen te wachten, dan zullen ze met de Geest gedoopt worden.

De profeten uit het Oude Testament zochten naar iets dat naar hun besef verborgen was en zich afspeelde tussen de beide hoogtepunten in de heilsgeschiedenis die zij zagen: het lijden van de Messias en zijn koningschap. Daarover was hun niets geopenbaard.

Een tipje van de sluier

Op de vraag van Jezus wat zijn leerlingen van Hem dachten, had Petrus gezegd: “U bent de Messias, de Zoon van de levende God” (Matteüs 16:16). Bij die gelegenheid had Jezus voor het eerst gezinspeeld op iets dat Hij zou gaan doen, waarover bij de profeten en zijn discipelen niets gezegd was: Hij gaat zijn kerk (of gemeente) bouwen! Een geheim, dat eeuwenlang verzwegen is gebleven (Romeinen 16:25). Het is niet bekend gemaakt aan vroegere geslachten (Efeziërs 3:3-5), het bleef een geheim, verborgen in God (Efeziërs 3:9).

De leerlingen van Jezus wisten ook nog niet wat er zou komen, hoewel Jezus een tipje van de sluier had opgelicht met zijn worden: “Ik zal mijn gemeente bouwen”. Maar ze worden bij hemelvaart al wel voorbereid op hun taak: Jullie zullen bekleed worden met kracht uit de hoge (Lukas 24:24), als de Heilige Geest over jullie komt (Handelingen 1:8). Kracht om te getuigen.

Dat roept een vraag op: hoe ben ik betrokken bij dit werk, dat Jezus blijkbaar doet, in afwachting van zijn koningschap over de gehele aarde?

Jezus volgen

Hoewel Jezus aandacht geeft aan grote groepen, geeft Hij zijn beste tijd aan twaalf jonge mannen die zijn discipelen genoemd worden, van wie er ook nog eens één zou afvallen. Hij investeert de meeste tijd in deze 12 mannen die Hij zelf had uitgekozen. Hij kiest voor diepte in plaats van breedte. Hij vraagt commitment en of het ze wat mag kosten. Hij geeft ze persoonlijk aandacht. Ze krijgen uitleg na gelijkenissen en hij heeft 1-op-1-gesprekken met ze. Samen gaan ze op avontuur.

Denken in relatie i.p.v. programma’s

Jezus heeft geen boeken geschreven of een school opgericht; Hij deelde zijn leven. Naast een leerling en volgeling werden de 12 discipelen ook vertrouweling. Hij leerde hen beter kennen en Hij liet zichzelf kennen. In de relatie die Hij met zijn leerlingen had, heeft Hij voorgeleefd hoe het is om in relatie met de Vader te leven. De overdracht vindt plaats in de relatie, je vermenigvuldigt wie je bent en niet alleen wat je weet.

Belang van het Woord centraal

Jezus is het Woord, Hij en zijn woorden staan centraal en hebben het voor het zeggen. In Johannes 8:30-32 wordt ‘in het woord blijven’ een kenmerk van een discipel genoemd. Daarom is het van groot belang dat bij het maken van discipelen het Woord centraal staat. De Bijbel staat centraal wanneer mensen hun leven voor elkaar openstellen rond de waarheid van Gods Woord en God hun leven van binnenuit gaat vernieuwen.

Ik zal jullie vissers van mensen maken

Jezus zei: ‘Kom achter Mij, en Ik zal u vissers van mensen maken!’ (Matteüs 4:19) We weten niet of ze Jezus al eerder ontmoet hadden en zijn boodschap kenden. Maar op het horen van die woorden laten Petrus en een paar van zijn collega-vissers een heleboel dingen los: hun werk, hun netten, hun schepen en hun families. Direct volgen ze Jezus.

Mensen vangen?

Ze waren gewend vis te vangen, maar zullen leren om “mensen te vangen“. Het woord voor “vangen” dat hier gebruikt wordt, heeft als betekenis in zich: vangen om in leven te houden. Niet de ‘vissers’ of hun klanten worden er beter van, maar degenen die zij weten ’te vangen’. Voorheen was vissen hun broodwinning. Hun eigenbelang en het belang van hun klanten stonden voorop. Maar van nu af zal hun belangstelling vooral uitgaan naar andere mensen.

Een opdracht?

Je kunt het zien als een opdracht die Jezus hen geeft, maar dat is het eigenlijk niet. De nadruk in de woorden van Jezus ligt op iets dat Hij gaat doen: “Ik zal jullie vissers van mensen maken”. Er is voor Hem werk aan de winkel. Want al kun je het toekomstige werk van zijn volgelingen vergelijken met visserswerk, je hebt er wel een paar heel andere kwaliteiten bij nodig. Die wil Jezus in ons bewerken.

Leren van Jezus

‘Kom, en volg Mij!’ zegt Jezus. Hoe staat Jezus in het leven? Hij kijkt om naar z’n medemensen: naar hun zorgen, hun verlangens, hun angsten. Zijn leerlingen zullen met Hem opwandelen en met Hem leven als vertrouwde vrienden. Ze horen elke dag zijn woorden, zijn gebeden; ze zien zijn liefde waarmee Hij mensen benadert, zijn afhankelijk van zijn Vader. En ze leren, dat het vissen van mensen geen kunstje is dat je kunt leren door maar genoeg te trainen. Het is het resultaat van het leven van Christus.

‘Kom, en volg Mij!’ Jezus roept zijn volgelingen op om Hem te volgen, opdat zij zullen leren met liefde en barmhartigheid te kijken naar mensen om hen heen, dichtbij of ver weg. In alle tijden zijn er mensen die dreigen overspoeld te worden door materiële en financiële problemen, die kampen met ziekte en pech in hun leven, die zoeken naar zingeving, maar God, de Gever van het leven, niet kennen. Jezus toont in zijn zorg voor hen het hart van God en wekt door zijn woorden hoop op een nieuw leven en een nieuwe wereld.

God bij de mensen brengen

Zo wil Jezus ook werken door zijn volgelingen, zijn leerlingen, zijn discipelen. Hun daden en woorden vertellen over Gods liefde en mededogen. Omdat ze vol zijn van bewondering en liefde voor God die mensen wil verlossen van alles wat hen gevangen houdt; die vergeving schenkt en een nieuw leven geeft; die hoop biedt en uitzicht op de nieuwe wereld van zijn koninkrijk. De naam Jezus vervult hun hart: Jezus, die de poort naar dat nieuwe leven, die nieuwe wereld, door zijn dood en opstanding geopend heeft!

Foto door Quang Nguyen Vinh via Pexels

Sefirat Ha’omer

De christelijke feesten Goede Vrijdag, Pasen en Pinksteren hebben alle hun oorsprong in de cyclus van de Joodse feesten – eigenlijk: de Feesten van de Heer. In de Joodse traditie is er tussen Pasen en Pinksteren nog een soort feest, of in elk geval een dagelijks terugkerende ceremonie, in de tijd tussen Pasen en Pinksteren: het “tellen van de Omer”, Sefirat Ha’omer.

Wat is een “omer”?

De omer is een maat voor graan: per persoon was er per dag ongeveer een omer graan nodig (Exodus 16:16). Op de dag na de sabbat van het Pesachfeest (wat overigens de dag van Jezus’ opstanding was) werd er een beweegoffer gebracht van de eerste rijpe schoven gerst, naar traditie een hoeveelheid van een omer, een dagrantsoen. Lees daar meer over in het artikel Feest van de Eersteling.

Oorsprong

De gerstoogst startte met het aanbieden van de Eerstelingen van de oogst aan God. De gerstoogst was met Pinksteren afgelopen, dan startte de tarweoogst. Tegelijk met het aanbieden van de Eerstelingen begon het tellen van de dagen tot aan Pinksteren. Negenenveertig dagen wordt er geteld, op de vijftigste dag wordt Sjavoeot (Pinksteren) gevierd.

Inhoud

De Omertelling houdt in dat elke dag hardop geteld wordt, voorafgegaan door het reciteren van een zegening en gepaard met het lezen van bijbelgedeelten zoals Psalm 67:2,3: “God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn bij ons lichten; opdat men op aarde uw weg kenne, onder alle volken uw heil“.
Enerzijds als een herdenking aan de omer-ceremonie in de Tempel van Jeruzalem. Maar ook als een voorbereiding op het Pinksterfeest, in de Joodse traditie de dag dat Mozes de Thora ontving, het Woord dat vrijmaakt. Door elke avond na het harde werken de dag hardop te tellen, leefde men vanzelf toe naar die vijftigste dag, het Pinksterfeest.

Tellen om wijs te worden

Het aanbidden van de Eerstelingen hield een belofte in: er volgt een grote oogst, maar wees net als alle feesten vooral naar de dag van bevrijding die God zijn volk in het vooruitzicht had gesteld. Eigenlijk is ons hele leven een voorbereiding op die dag, waarop we onze Heer zullen ontmoeten.

En wij, die naar die dag toeleven, worden ook opgeroepen om onze dagen te tellen om “wijs te worden“. Het gaat niet om het bijhouden van de datums, maar het laat je even stilstaan om terug te kijken op wat je die dag gedaan hebt. Om te ontdekken, hoe God je geleid heeft. Of om te erkennen op welke punten je hulp van God nodig hebt. Het helpt je om niet gedachteloos en doelloos te leven en ongemerkt af te dwalen van God die jou wil leiden op zijn eeuwige weg, die uitloopt op een eeuwige bevrijding – als Jezus terugkomt!

De dood overwonnen

Schildwacht bij een graf

“Elk vak heeft z’n leuke en minder leuke kanten, ook legionair zijn bij de Romeinen. Eén van de minste taken is wachtlopen. Je staat de hele dag of nacht op wacht en er gebeurt niks. Maar vandaag maakte de commandant het wel heel bont: hij zette ons op wacht bij een graf! Ja, hij zou eens weglopen …”

“Maar wat een routineklus leek te worden, werd een nachtmerrie – ik ben er nog steeds confuus van. Opeens was er een aardbeving; tegelijk stond er opeens een enorm sterke kerel, gekleed in stralend witte kleren, die in z’n eentje die grote steen van het graf wegrolde.”

Een leeg graf

“Hij ging niet naar binnen om het lijk te roven. Hij ging gewoon op de steen zitten. Hij wachtte blijkbaar ergens op. Even later kwam er een stel vrouwen, die de dode wilden balsemen. Hij sprak ze aan en zei, dat de dode er niet meer was, omdat hij opgestaan was en op weg was naar Galilea in het noorden van het land. Nou, wij hebben hem er niet uit zien komen, dood noch levend, maar hij was er inderdaad niet meer.”

Gefaald, dubbel betaald

“Wij hadden dus mooi een probleem. Want weliswaar weten we zeker dat niemand hem gestolen heeft, maar het lijk is wel verdwenen.”

“M’n kameraad is het toch maar gaan melden aan de priesters in Jeruzalem. Ik had verwacht, dat die over ons zouden gaan klagen, maar dat gebeurde niet. We kregen zelfs extra betaald! Maar daarvoor moesten we dan wel een leugen vertellen: we zouden in slaap gevallen zijn, terwijl zijn leerlingen het lijk meenamen. Daar hadden we geen zin in, want als de prefect dat zou horen, konden we het verder wel vergeten. Maar ook dat zouden de priesters voor ons in orde maken.”

Fictie

“Maar goed, je weet nu welk verhaal ik je moet vertellen: ze hebben hem gestolen. Maar het is fictie, want ik weet dat het niet waar is. Wat er wel gebeurd is, kan ik je niet vertellen. Maar het verhaal van die witte reus – zou dat nou een engel geweest zijn? – lijkt me het meest waarschijnlijk: opgestaan. Als die engel de steen niet had weggehaald, hadden we het niet eens in de gaten gehad.

Wie was dat nou eigenlijk, over wie wij zo nodig moesten waken?”

Bijbelteksten

Dit verhaal lees je in de Bijbel in Matteüs 27:62-66 en Matteüs 28:11-15

Jezus, degene die uit z’n graf verdwenen was, zegt over zichzelf in Openbaring 1:18:

“Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk.”

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels

Liefde sterker dan de dood

Schildwacht bij een graf

“Elk vak heeft z’n leuke en minder leuke kanten, ook legionair zijn bij de Romeinen. Eén van de minste taken is wachtlopen. Je staat de hele dag of nacht op wacht en er gebeurt niks. Maar vandaag maakte de commandant het wel heel bont: hij zette ons op wacht bij een graf! Ja, hij zou eens weglopen …”

“Maar wat een routineklus leek te worden, werd een nachtmerrie – ik ben er nog steeds confuus van. Opeens was er een aardbeving; tegelijk stond er opeens een enorm sterke kerel, gekleed in stralend witte kleren, die in z’n eentje die grote steen van het graf wegrolde.”

Een leeg graf

“Hij ging niet naar binnen om het lijk te roven. Hij ging gewoon op de steen zitten. Hij wachtte blijkbaar ergens op. Even later kwam er een stel vrouwen, die de dode wilden balsemen. Hij sprak ze aan en zei, dat de dode er niet meer was, omdat hij opgestaan was en op weg was naar Galilea in het noorden van het land. Nou, wij hebben hem er niet uit zien komen, dood noch levend, maar hij was er inderdaad niet meer.”

Gefaald, dubbel betaald

“Wij hadden dus mooi een probleem. Want weliswaar weten we zeker dat niemand hem gestolen heeft, maar het lijk is wel verdwenen.”

“M’n kameraad is het toch maar gaan melden aan de priesters in Jeruzalem. Ik had verwacht, dat die over ons zouden gaan klagen, maar dat gebeurde niet. We kregen zelfs extra betaald! Maar daarvoor moesten we dan wel een leugen vertellen: we zouden in slaap gevallen zijn, terwijl zijn leerlingen het lijk meenamen. Daar hadden we geen zin in, want als de prefect dat zou horen, konden we het verder wel vergeten. Maar ook dat zouden de priesters voor ons in orde maken.”

Fictie

“Maar goed, je weet nu welk verhaal ik je moet vertellen: ze hebben hem gestolen. Maar het is fictie, want ik weet dat het niet waar is. Wat er wel gebeurd is, kan ik je niet vertellen. Maar het verhaal van die witte reus – zou dat nou een engel geweest zijn? – lijkt me het meest waarschijnlijk: opgestaan. Als die engel de steen niet had weggehaald, hadden we het niet eens in de gaten gehad.

Wie was dat nou eigenlijk, over wie wij zo nodig moesten waken?”

Bijbelteksten

Dit verhaal lees je in de Bijbel in Matteüs 27:62-66 en Matteüs 28:11-15

Jezus, degene die uit z’n graf verdwenen was, zegt over zichzelf in Openbaring 1:18:

“Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk.”

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels

Liefde ten top

Waar Jezus was, waren ook altijd veel mensen. Hij was populair bij het Joodse volk. Hij genas zieken en deed tal van wonderen. Bovendien stond hij niet aan de kant van de Schriftgeleerden, die het volk vermoeiden met een overvloed aan regels en wetten….

Maar hij had ook vijanden. De Schriftgeleerden en andere wereldlijke en religieuze hoogwaardigheidsbekleders. Zij vonden dat hun gezag en aanzien door Jezus werden ondermijnd. En ze wisten de massa te bespelen, zodat heel veel mensen hun leus overnamen: “Kruisig hem, kruisig hem”.

Lef hebben

Toch waren niet alle leden van het establishment vijanden van Jezus. Hij had er ook wel aanhangers. Alleen … niemand wist dat. Ze hadden het lef niet om er openlijk voor uit te komen. Zo had je Nikodemus, een religieuze leraar van Israël en ook Josef, uit het dorp Arimatea, lid van de Joodse Raad.

Nikodemus heeft Jezus ’s avond laat opgezocht. Hij heeft een diepzinnig gesprek met hem gevoerd, omdat hij meer wilde weten over het koninkrijk van God. Hij heeft zelfs wel eens geprobeerd om een goed woordje voor Jezus te doen in de kring van de overpriesters en Farizeeën.
 Maar toen zijn collega’s zich hardop afvroegen, of hij misschien zijn verstand kwijt was en daarmee suggereerden dat hij wel eens een heimelijke volgeling van Jezus kon zijn, heeft hij verder z’n mond maar gehouden.

Josef is lid van de Joodse Raad, het hoogste Joodse bestuursorgaan, al had dit college beperkte bevoegdheden: de Romeinen waren immers de feitelijke machthebbers. Hij is ‘een goed en rechtvaardig mens’. Maar niemand wist, dat hij in zijn hart een volgeling van Jezus was. Ook hij heeft zich niet verzet tegen diens veroordeling, al toont het vervolg van de geschiedenis, dat het hem aan het hart ging.

Moed verzamelen

Als deze mannen zien dat Jezus gestorven is, verandert er klaarblijkellijk wat. Opeens hebben ze moed om voor hun liefde voor Jezus uit te komen. De één spreekt Pilatus aan. De ander koopt een grote hoeveelheid kruiden om het lichaam van Jezus te balsemen: ca. 34 kilo – niet een pakje dat je even ongemerkt meeneemt. Samen verzamelen ze de moed om Jezus te begraven ….. Dit verhaal vind je Johannes 19:38-42.

Passie

Het lijkt een beetje vreemd. Waarom komen ze er nu pas voor uit, dat Jezus hen inspireerde? Blijkbaar heeft het sterven van Jezus hun ogen pas echt geopend. Zelfs aan het kruis zagen ze een man die vol liefde was; die dacht aan zijn moeder en aan zijn discipelen. Die de misdadiger naast hem troostte en die met mededogen een gebed opzond voor degenen die hem martelden.

Waarschijnlijk waardeerden ze tot dat moment Jezus vanwege zijn mening over allerlei belangrijke zaken. Of omdat ze met hem over diepzinnige zaken konden praten. Maar bij het kruis ontdekken ze hoe groot Jezus’ liefde is en dat verandert iets in hun eigen leven. Ze hebben nog geen weet van wat er staat te gebeuren, maar het maakt ze ook niet meer uit of Jezus leeft of niet. Het is nu hun passie om Jezus te eren in daden die zijn liefde weerspiegelen.

Goede Vrijdag: vreselijke dag, goede naam

Hoe kan zo’n vreselijke dag goed zijn?

De vrijdag die voorafgaat aan het Paasfeest noemen we Goede Vrijdag. In het Bijbelse verhaal is het de laatste dag in het leven van Jezus, de dag dat hij sterft. De dag waarop Jezus werd geëxecuteerd. Goede Vrijdag? Hoe komen ze bij zo’n naam?

Om dat te begrijpen, moeten we iets meer van God afweten. In het begin van de Bijbel staat beschreven, dat God de bedoeling had om met de mensen op te trekken als goede vrienden. In zijn gezelschap zouden ze zich verder ontplooien, terwijl ze de vreugde en vrede van Gods koninkrijk zouden ervaren. Maar toen de mensen een andere weg gingen en Gods vriendschap afwezen, verloren ze Gods vrede.

Onrecht, jaloezie, onvolmaaktheid en ziekte kregen de overhand in het leven.

De prijs van vriendschap

De constante factor bleef Gods liefde voor de mensen. Hij wilde bij hen zijn, hoe ver ze ook bij hem vandaan zouden gaan. Gods verlangen was zo sterk, dat God uiteindelijk zelf mens geworden is, om bij de mensen te zijn. Hij kwam in Jezus naar de wereld, om te delen in het menselijk leven, met al z’n rauwe kanten.

Tot het uiterste

De mens had God, de bron van het leven, verlaten. Zoals een bloem afgesneden is van het leven als hij geplukt wordt, was de mensheid afgesneden van het leven. Wilde God die mens werkelijk omarmen, dan moest hij afdalen tot het diepste punt waarin de mens was afgedaald – in de dood. Dat is wat gebeurde op die vrijdag. Over deze dag is ook een film gemaakt, die je misschien kent: The Passion.

Liefde kijkt niet naar een prijs

Wilde God de mensheid echt omarmen? Ook al lopen velen aan hem voorbij? Ook al moet hij daarvoor zelf afdalen in de dood? Heeft hij dat er voor over? Ja, dat heeft God er voor over. Hij gaat voorbij aan alle misstappen van de mensheid, aan de vijandschap. Hij houdt gewoon van alle mensen.

Het werd een vreselijke dag, die vrijdag. Al het lijden waaronder de wereld gebukt gaat ontlaadt zich over het hoofd van die ene man. Die maar één doel heeft: al die anderen redden om ze een weg te bieden die hen brengt tot in Gods koninkrijk. Een vreselijke dag. En toch, met recht, een Goede Vrijdag!

Het kruis van een ander

Gesprek van de dag in Jeruzalem

‘Wij Romeinen hebben onze handen vol aan dat eigenwijze volk hier in de provincie Judea. Er is natuurlijk overal wel eens wat aan de hand, maar die Judeeërs spannen de kroon. Ze zijn tegen ons, Romeinen, maar dat is logisch, we zijn tenslotte bezetters. Dat Judea en Galilea profiteren van de Pax Romana schijnt er niet toe te doen. Een paar dagen geleden was er nog een aanslag op ons, waarbij een paar doden vielen. Minstens drie van die opstandelingen werden gevangen genomen.’

De ene Jezus is de andere niet

‘Ze hebben trouwens niet alleen problemen met de Romeinen, onder elkaar kunnen de Joden ook geen vrede houden. Vanmorgen in alle vroegte kwamen ze nog iemand brengen, die ze ter dood willen laten veroordelen. Het schijnt dat hij aanspraken maakt op het koningschap; velen denken, dat hij Judea en Galilea zal bevrijden van de Romeinen. Je zou denken, dat ze hem met open armen zouden ontvangen maar het tegendeel is waar. Ze leveren hem uit aan de Romeinse stadhouder, voor wie hij wel gewoon één van de rebellen zal zijn.’

‘Saillant detail: de leider van moordcommando en die ongekroonde ‘koning’ heten allebei Jezus. Gelukkig hebben ze ook een bijnaam, zodat ze uit elkaar te houden zijn: de moordenaar heeft de bijnaam “Barabbas”, wat betekent: “Zoon van zijn vader”. De gedroomde koning noemen ze ook wel: “Messias”. Sommigen zeggen zelfs dat hij “Zoon van God” is.’

Verwarrend

‘Maar Pilatus, de stadhouder, lijkt meer geloof te hechten aan wat die Jezus Messias zegt en wat hem uit andere bronnen over hem bekend is (hij zou iedereen die hij ontmoette vriendelijk bejegend en geholpen hebben), dan aan de beschuldigingen van de Judese leiders. Hij wil hem vrijspreken en daarmee haalt hij zich de woede van de leiders van het volk op de hals. Als jij het nog snapt … ‘

‘Pilatus in elk geval niet meer. Hij vraagt: “Moet ik jullie weldoener veroordelen? Moet ik soms ook nog een moordenaar vrijlaten?” Je mag raden wat ze staan te joelen: “Laat Barabbas maar vrij en kruisig Jezus!”. En Pilatus geeft ze dan maar hun zin.’

Even later bij Golgotha

‘Zie je ze daar hangen aan die kruisen? Dat zijn m’n vrienden. Nee, niet de middelste, maar die andere twee, de rechtse en de linkse. We hadden een aanslag beraamd, maar er ging wat mis bij de uitvoering. Ja, er zijn wel wat doden gevallen, maar we hebben niet ons doel bereikt. In tegendeel, we werden door de Romeinen gevangen genomen. En die nemen geen halve maatregelen tegen rebellen. Ter dood veroordeeld en geen uitstel van executie.’

Het kruis van een ander

‘Alleen bij die middelste ging het nog sneller: vanmorgen voor dag en dauw opgebracht door de Schriftgeleerden en nu al gekruisigd. Ja, hij heet Jezus, net als ik. Maar een rebel? Nee, zo kun je hem niet noemen. Hij betaalde altijd z’n belasting aan zowel de Romeinse als de Joodse overheid, hij was tegen geweld en wauwelde altijd over naastenliefde; ook vijanden moest je liefhebben. Nou, ik kom liever voor mezelf op!’

‘Maar ja, hij draagt nu wel mijn kruis …’

Bijbelteksten

Het verhaal over Barabbas lees je in Matteüs 27:15-26.

Over Jezus wordt in Jesaja 53:5 gezegd:

Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing‘.

Jezus droeg niet alleen het kruis van Barabbas. Hij stierf voor iedereen. Zijn dood geeft mensen een nieuwe kans, een nieuw leven. En leven dicht bij God!

Foto: Ahe via Pexels

Juiste plaats, juiste tijd?

“Wist ik veel … Ik had wat gegeten die ochtend en was op tijd richting de tempel gaan lopen voor het gebed. Het wordt elk jaar drukker, dus ik ging wat vroeger van huis dan vorig jaar.”

Simon komt uit Cyrene (een stad in het oosten van Lybië) en is een toegewijde jood. Daarom is hij in de buurt van Jeruzalem, daar waar het Joodse Paasfeest aanstaande is. Niemand zou zich ooit zijn naam herinneren. Totdat hij opeens op precies het verkeerde moment op de verkeerde plek was.

Simon van Cyrene vertelt

“Ik herinner me het rumoer toen ik net binnen de muren kwam. ‘Oh nee’, dacht ik nog, ‘moeten die Romeinen precies vandáág nog laten zien wie er in dit land de baas is? Een terechtstelling.’ Dat had ík weer.”

“Juist toen ik me omdraaide om een andere weg te zoeken, hield één van die Romeinse soldaten me aan. Jezus was zwaar mishandeld en kon zijn eigen kruis niet meer dragen, omdat zijn rug tot bloedens toe geslagen was. Of ik de dwarsbalk op mijn rug naar Golgotha kon brengen…”

Dit stukje geschiedenis staat drie keer in de Bijbel. Eén van de eerste leerlingen van Jezus, Matteüs noemt deze gebeurtenis. Ook Marcus, die we in de Bijbel pas veel later tegenkomen als helper van Paulus, maakt er gewag van. Aardig detail – deze Marcus zou volgens de overlevering ook afkomstig zijn uit Cyrene. Hij noemt ook de zonen van Simon – zouden ze elkaar gekend hebben? En tenslotte ontrukt Paulus’ lijfarts Lucas de naam van Simon van Cyrene aan de vergetelheid.

Die blik in zijn ogen

“Het moment, dat ik in Jezus’ ogen keek, ja, dat vergeet ik mijn leven niet meer. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, maar toen hij me aankeek, was het alsof hij me duidelijk wilde maken: ‘Jij deelt nu een stukje in mijn lijden, maar ik doe iets voor jou wat nog veel groter is.’

Vraag me niet waarom ik dit dacht. Misschien komt het omdat het net leek alsof we heel even alleen waren. Jezus en ik. Toen veranderde alles.

Plotseling had ik het gevoel dat Hij mij kende. Maar dat niet alleen. Mijn hele leven flitste opeens aan me voorbij en Hij las het in mijn ogen. Hij las wat mij bezighoudt, mijn vragen, mijn pijn. Onvoorstelbaar. Ik dacht dat ik Hém moest helpen, maar Hij hielp míj. En dat gaf me de kracht om de heuvel op te komen, met de balk op mijn schouders.”

Hoe is dat voor jou? Is er iemand die in jouw hart kan kijken? Is er iemand aan wie jij jouw pijn, jouw vragen, jouw angsten durft te laten zien?

Mag Jezus misschien ook jóu aankijken net zoals Hij bij Simon van Cyrene deed?

Meer lezen?

Lees ook eens onderstaande gedeelten uit de Bijbel:

P.S.: Bijbeluitleggers noemen het aannemelijk dat Simon van Cyrene – de bijbelboeken Matteüs, Marcus en Lucas noemen zijn naam –  zich later tot het christendom bekeerd heeft en een volgeling van Jezus is geworden, de man wiens kruis hij een eindje gedragen heeft.

 

De tweestrijd van Pilatus

“Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Ik heb niets in deze man gevonden wat een terdoodveroordeling zou rechtvaardigen. De joodse leiders moeten hun eigen zaakjes maar afhandelen. Ik was mijn handen in onschuld. Trouwens, ik ben inmiddels wel een beetje klaar met al die onrust. Houd mij erbuiten alsjeblieft.”

De nogal onbuigzame Pontius Pilatus, Romeins prefect van Judea, de belangrijkste provincie van het toenmalige Palestina, is in verwarring. Terwijl hij altijd met harde hand in zijn provincie elke mogelijke opstand neersloeg en elke oproerkraaier vakkundig uit de samenleving liet verwijderen, weet hij nu niet zo goed meer.

Het verhoor

Pilatus: “Jezus Barabbas was door de Hoge Raad – het Sanhedrin – aangewezen om kandidaat te zijn voor de jaarlijkse vrijlating. Maar ze hadden zojuist ook nog een andere Jezus bij me gebracht, waarvan de hogepriesters en de oudsten van hun volk wilden, dat ik hem ter dood zou veroordelen.
Wij zijn echter geciviliseerde Romeinen en bij ons krijg je een eerlijk proces. Ik had gelijk al in de gaten dat deze man, die ze een paar dagen geleden nog hadden toegejuicht, anders was dan de mannen die ik elke dag krijg voorgeleid.
Dus ik begon hem te ondervragen. Ben jij echt de koning van de Joden? Wat heb je op de beschuldigingen te zeggen? Dat soort vragen. Maar hij zei niks. Nou ja, hij zei wel wat dingen over een koninkrijk, maar wat hij daarmee precies bedoelde, begreep ik niet. Ook tegen Herodes, naar wie ik hem toestuurde, schijnt hij niks gezegd te hebben.”

Het medelijden

“Toen ik hem van Herodes zag terugkomen, met z’n pronkgewaad, toen wist ik het. Deze man was onschuldig. Ik zag het gewoon. En heel wonderlijk, mijn vrouw liet me weten dat ze over hem gedroomd had.
Ik heb het volk laten kiezen, wie er amnestie zou krijgen: Jezus, zoon van Abbas of Jezus, de zogenaamde koning van de Joden. Maar toen ik dat voorstelde, werden de mensen furieus. Barabbas was hun man, niet Jezus van Nazaret. Wat ik ook probeerde, het volk wilde hém gekruisigd zien. Moest ik dan een opstand riskeren? Ze dreigden me zelfs bij de keizer in discrediet te brengen!”

Het gericht

“Ik probeerde hem nog te redden door hem te laten geselen, maar het mocht niet baten. Zijn lot was onafwendbaar. Ze hebben hem bespuugd en geslagen en naar Golgotha gebracht. Daar is hij gekruisigd, samen met nog twee veroordeelde misdadigers. Nou ja, als dat is wat ze wilden.”
En Pilatus?
“Gelukkig weet iedereen dat ik onschuldig aan zijn dood ben, toch? Ik heb een kan met water laten brengen en mijn handen in onschuld gewassen. Dat heb jij  toch ook gezien? Ik heb part noch deel aan zijn lot. Ik ben onschuldig, dat weet toch iedereen?
En toch, toch laat hij me niet los. Ergens vraag ik me af of ik er wel goed aan heb gedaan om Jezus van Nazaret te offeren. Dit gaat de geschiedenisboeken in, let op mijn woorden.”

Zelf in de Bijbel lezen?

Het verhaal staat drie keer in de Bijbel: In Lucas, in Marcus of in Matteüs.

Troostende woorden

Als de profeet Zacharia een visioen van God ontvangt, begint een engel hem uit te leggen wat hij ziet. Het heeft te maken met de enorme moeilijkheden waarin het volk Israël zich op dat moment bevindt. Direct daarna wordt er een vraag aan God gesteld: “Heer, waarom doet U er niets aan?”

Waar blijft God nou?

Het is de engel van de Heer, die namens de profeet Zacharia die vraag stelt. De vraag weerspiegelt de angst, misschien wel de wanhoop, die er is in het hart van het volk Israël en bij de profeet van God. Het is zo’n 400 jaar voor Christus. De moeilijkheden van Gods volk zijn groot. Ze zijn weliswaar teruggekeerd in hun eigen land na 70 jaar ballingschap, maar het lukt niet erg om de verwoeste steden te herbouwen. De vijanden blijven dreigend aanwezig. En van onderlinge verbondenheid en solidariteit is ook nauwelijks sprake. En waar is nu de God die met hun vaderen een verbond sloot en hen leidde?

Het is niet moeilijk om je eigen onzekerheid en angst te herkennen in het verhaal van dit volk. Ja, de oorzaak van hun omstandigheden was nog wel te begrijpen. De opstelling van hun voorouders, die God verlieten, had geleid tot de ballingschap. Maar mannen als Daniël, Ezra en Nehemia en anderen waren door hun voorbeeld en gebeden een inspiratiebron voor anderen en velen waren teruggekeerd naar het eigen land. Daar leken alleen maar problemen te zijn. God leek spoorloos verdwenen.

Zeg het maar

Een engel van de Heer roept de woorden tot God, die Zacharia en anderen waarschijnlijk wel denken, maar niet durven uitspreken. Zoals wij ook wel eens doen. We vragen ons bij onszelf af: “Waar is God nu?”, maar vragen niet aan God: “Waar bent U nu?” Bang dat we opstandig lijken – wat we natuurlijk soms wel zijn. Er moest een engel aan te pas komen om Zacharia te leren, waar hij met z’n vragen, z’n twijfel, z’n angst, z’n opstandigheid, z’n ongeloof heen moest gaan.

Wat een liefderijk antwoord komt er op die angstige vraag: “Brandend van liefde neem ik het voor u op”! Zoals God zijn volk Israël met een eeuwige liefde omringt, zo wordt van de nieuwtestamentische gemeente gezegd, dat Christus haar liefheeft. Zijn liefde was zo diep en intens, dat Hij Zich voor zijn kerk heeft overgegeven.

Wat is troost?

De troostrijke woorden betekenen duidelijk niet, dat God de zijnen bewaart voor het lijden dat er is sinds de zonde haar intrede in de wereld deed. Daarvan hebben we allemaal ons deel te dragen – we kunnen te maken krijgen met ziekte, oorlog, armoede, verlies van werk of partner. Het zijn ook geen goedkope kreet: “Kop op, joh, je komt er wel door heen”. De troost is erin gelegen, dat de Onzienlijke in alle omstandigheden erbij is. Hij, die het niet kan verdragen dat we te lang en te zwaar zouden lijden. Als het er het meest op lijkt dat God ons verlaat, brandt zijn hart van liefde. Hij vergeet ons niet!

Gods liefde geldt voor de kerk in haar geheel, maar is natuurlijk van toepassing voor ieder individueel lid. Ben je soms bang, dat de Heer je niet meer ziet staan? Nou, vergeet dat maar: Hij Die de sterren telt en ze alle bij name roept, loopt niet het gevaar één van zijn eigen kinderen te vergeten. Hij is trouw tot in eeuwigheid. En Hij kent je zo goed! Alsof je het enige schepsel bent dat Hij gemaakt heeft. Hij kent je gedachten, je gevoel – en Hij blijft dicht bij je, hoe je je ook voelt. Wend je tot Hem met je vragen en twijfels. Hij wil antwoorden met troostrijke woorden: “Ik ben erbij!”

12Heer van de hemelse machten, hoe lang zal het nog duren voor U erbarmen toont met Jeruzalem en de steden van Juda ….?’….
13Daarop antwoordde de Heer …. met troostende en bemoedigende woorden. 14…. “Brandend van liefde neem Ik het op voor Jeruzalem en Sion..”

Zacharia 1:12-14

Trouw tot het einde

Simon Barjona (dat betekent: de zoon van Jona of Johannes, zoals de naam in het Grieks verbasterd werd), was een visser uit het dorp Kafarnaüm. Hij was één van de eerste volgelingen van Jezus, beter bekend als Petrus, een bijnaam die zoiets als ‘steen’ of ‘rots’ betekent.

Hoe kijkt Petrus terug op het Pascha dat ze met Jezus vierden en wat zich daar allemaal afspeelde? Hoe reageerde hij op het feit, dat zijn vriend en meester gevangen genomen werd? We laten hem zelf aan het woord om hierover te vertellen:

Te zwaard!

“Een paar dagen terug zei Jezus al, dat hij gevangen genomen zou worden. En meteen stond ik al met een antwoord klaar: ‘Dat zal niet gebeuren, als iemand u kwaad wil doen, dan zal ik …’.

Maar Jezus zei, dat we hem allemaal in de steek zouden laten. ‘Nooit van m’n leven’, zei ik nog, ‘de anderen misschien, maar ik niet!’ Nou, gisterenavond was het zover. Ze kwamen hem gevangen nemen. De anderen stonden verstijfd van angst, Jezus deed ook helemaal niks, maar ik trok m’n zwaard en sloeg erop los. Ik sloeg één van de knechten van de hogepriester het oor af.

Jezus echter beval me het zwaard op te bergen. Hij wilde zich niet verzetten. En nu ik erover nadenk: waarom hebben die soldaten niet ingegrepen? Ze hadden mij ook gevangen kunnen nemen of me in elk geval ontwapenen. Zou Jezus ze hebben tegengehouden? Ik snap het nog niet zo goed: het leek wel alsof Jezus het gewoon accepteerde, dat ze hem gevangen namen. Hij zei zoiets als: ‘Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’ ”

Angsthaas

“Ondertussen was m’n moed wel op. Ik ging nog wel met Johannes mee naar het gebouw van het Sanhedrin. Hij heeft familie die daar werkt. Maar toen ze aan me konden horen, dat ik ook uit Galilea kwam en er iemand zelfs meende me bij Jezus gezien te hebben, durfde ik er echt niet voor uit te komen. Voor ik er zelfs maar over nagedacht had, ontkende ik glashard ook maar iets van die man te weten.

En het ergste was: Jezus wist dat ik hem verloochende. Toen er een haan kraaide – hij had dat gezegd: ‘voor de haan kraait heb jij me verloochend’ – draaide hij zich om en keek hij me aan. Hij keek naar me, terwijl ik me tussen de mensen probeerde te verbergen …! O, wat een pijn deed dat van binnen.

Maar ik had de moed niet om op m’n woorden terug te komen. Ik heb buiten een potje staan grienen. Man, wat voel ik me ****”.

Jezus blijft trouw

Een dag of tien later vraagt Jezus aan Petrus: ‘Hou je echt van me?’ Meer hoeft hij niet te weten. Het is genoeg als Petrus tegen Jezus zegt, dat hij spijt heeft. Petrus hoeft niets te bewijzen, hoeft het niet goed te maken. Jezus vergeeft het en aanvaardt hem zoals hij is. Jezus blijft trouw aan Petrus!

Petrus werd aangesteld als één van de leiders van Jezus’ volgelingen.

Zelf in

Foto: Photo: Royal Navy/MOD / via Wikimedia Commons OGL v1.0

Blind voor vergeving

Judas was één van de volgelingen van Jezus. Zijn vader heette Simon (Johannes 6:71) en zijn achternaam Iskariot wijst erop, dat hij afkomstig was uit het dorpje Keriot, bij Hebron, in het zuiden van Judea. Hij was dus eigenlijk een vreemde eend in de bijt van Jezus’ volgelingen, die immers verder allemaal uit het noorden van het land kwamen, uit Galilea.
Hij was overigens wel de beheerder van de kas, maar het verschil tussen zijn eigen portemonnee en de gezamenlijke kas van Jezus en zijn leerlingen vervaagde nog wel eens. Ten gunste van zijn eigen portemonnee, wel te verstaan……

Idealist

Ongetwijfeld is hij enthousiast geweest toen hij Jezus leerde kennen. Jezus verkondigde immers een nieuw koninkrijk! Zijn volk zou bevrijd worden van de gehate Romeinen. Jezus zou koning worden en zijn volgelingen zouden ongetwijfeld een hoge positie bekleden. Hij kon misschien wel minister van financiën worden!
Gaandeweg drong het tot Judas door, dat Jezus’ plan gewijzigd leek te zijn. Jezus sprak steeds minder over het koninkrijk, en steeds meer over zijn dood. Als Hij zo doorging, zou Hij wel eens een martelaar kunnen worden…!

Kortzichtig

Nee, voor Jezus is op deze manier geen mooie toekomst weggelegd, dat is nu wel duidelijk. Het wordt tijd, dat hij, Judas, zich ermee gaat bemoeien. En misschien kan hij er ook nog wel een vergoeding voor bewezen diensten aan overhouden. Er zijn wel mensen die er wat voor over hebben om Jezus het zwijgen op te leggen. Als die eens wat resoluter optreden, zal Jezus toch wel bij zinnen komen en beseffen, dat het tijd wordt om op te treden zoals het een koning betaamt? Voor 30 zilverstukken wil hij, Judas, de godsdienstige leiders van het volk wel een handje helpen. En als Jezus niet opstaat, maar terzijde geschoven wordt, kan een ander wel de taak op zich nemen om Israël te bevrijden van de Romeinen. Nee, niemand moet aan Judas’ idealen komen, ook Jezus niet! Daarom levert Judas, Jezus uit aan de geestelijke leiderskliek van Israël.

Lees over Judas plannetje – en over de uitvoering ervan.

Uitzichtloos

Het is nooit zijn bedoeling geweest Jezus de dood in te jagen. Als dat wel de uitkomst van zijn verraad blijkt te zijn, wordt Judas door wroeging overmand. Het geld dat hij ermee verdiende brandt in zijn vingers. Hij gooit het de geestelijke leidslieden die voor de moord op Jezus verantwoordelijk zijn voor de voeten. Maar zijn geweten wordt er niet door ontlast. Hij kan niet verder leven. Wat triest, als je in je wanhoop het kruis de rug toekeert, het kruis dat laat zien, dat Gods vergeving oneindig groot is!

Hartverscheurend lijden, hartstochtelijke overgave

Het verhaal over het lijden van Jezus begint met een feestmaal ter ere van Jezus in Betanië, in het huis van ene Simon, die leed aan een akelige ziekte (huidvraat), maar door Jezus genezen was. Lazarus, die een nog groter wonder had meegemaakt – hij was gestorven, maar Jezus had hem opgewekt uit de dood! – en zijn zusters Marta en Maria, die ook in het dorp woonden, hielpen mee dit feest te organiseren.

Bizar

Jezus had voorafgaand aan het feest aangekondigd, dat hij twee dagen later gevangen genomen en ter dood gebracht zou worden. De sfeer op het feest moet bizar geweest zijn. Niet zo gek dat Maria zich wat vreemd gedroeg. Ze kwam binnen met een fles vreselijk dure parfum, die ze in één keer uitgoot over de voeten van Jezus!
Deze fles nardusolie had zo’n 300 denarie gekost, ruim het jaarloon van een vakman. Geen wonder dat Judas, de penningmeester van Jezus’ gezelschap, daar moeite mee had. Hoeveel goeds had hij kunnen doen voor de armen ….! Dat hij ook z’n eigen zak geregeld spekte, vertelde hij er even niet bij ….

Begrafenis

Maar Jezus zegt: “Maria deed het voor mijn begrafenis”. Ze was niet gek. Ze was misschien wel de enige die er iets van begreep. Jezus moest lijden en sterven. Hij wilde dat zelfs. Hij was gekomen om zich vol passie te geven voor de mensen, die zonder zijn dood nooit aan de greep van zonde  en dood konden ontkomen. Maria is ook gepassioneerd: ze geeft alles wat ze heeft aan Jezus, zonder zich iets aan te trekken van mopperkonten zoals Judas.

Brandende liefde

Je ziet in de ontmoeting van Maria en Jezus twee kanten van het lijdensverhaal. Bij Jezus zie je het lijden dat hij tegemoet gaat en de brandende liefde die hem bereid maakte dat vreselijke lijden op zich te nemen. Bij Maria zie je het antwoord dat mensen daarop kunnen geven.

Zelf in de bijbel lezen?

Lees het verhaal in de versie van Johannes. Of geef je de voorkeur aan de de weergave van Matteüs?

Vertrouw maar op God

Gaat geloof altijd gepaard met een goed gevoel?

We zingen in de kerk soms een mooi liedje: “Vertrouw maar op God, wat hij zegt, dat doet hij echt!” Of: “Wie maar de goede God laat zorgen en op Hem hoopt in ’t bangst gevaar, is bij Hem veilig en geborgen, die redt Hij godd’lijk, wonderbaar”. Ook in de Bijbel worden we opgeroepen om op God te vertrouwen. Maar wat betekent dat nu: op God vertrouwen?

Voor de één betekent vertrouwen op God totale passiviteit: God moet alles doen. Voor de ander is het een reden om triomfantelijk te denken: ik kan alles, want God is met me. En een derde voelt zich schuldig of twijfelt aan z’n geloof, omdat er van alles mis gaat in z’n leven, terwijl hij zich wel aan God wil toevertrouwen. En weer een ander overschreeuwt z’n angst dat God hem in de steek laat: “Het gaat lukken, ik vertrouw op God, hoor!”
Misplaatst vertrouwen?

Enige tijd geleden trof een voetbalploeg een zware tegenstander in een toernooi. Maar ze waren vol vertrouwen, dat ze een kans maakten op de overwinning. Ze hadden een goed gevoel als ze aan de wedstrijd dachten. Dat was voor de wedstrijd… Daarna was het gevoel wat minder. Ze waren er niet aan te pas gekomen. Voor hun gevoel konden ze alleen maar doelloos achter de bal aan rennen. Maar hoe zat het dan met dat vertrouwen?
Ze zullen het wel over zelfvertrouwen gehad hebben. Ze voelden zich goed, wisten elkaar tijdens de trainingen blindelings de bal in de voeten te schuiven en mindere tegenstanders waren eenvoudig aan de kant gezet. Als ze gewoon zouden doen wat ze altijd deden, zou het in deze wedstrijd ook wel goed komen. Toch niet… Hadden ze wat over het hoofd gezien?

Evenwichtige kijk op jezelf

Zelfvertrouwen is een belangrijke basis bij alles wat je doet. Het is het vertrouwen dat je op eigen kracht taken en mogelijke hinderpalen aan kunt. Het zorgt ervoor dat je erop uit gaat, je mogelijkheden ontdekt en gaat gebruiken en verder ontwikkelen. Maar onze voetballers hadden misschien over het hoofd gezien, dat zelfvertrouwen je ook een realistische kijk op je eigen mogelijkheden geeft, zodat je je capaciteiten niet onder- maar ook niet overschat, zodat je niet gefrustreerd raakt over de dingen die je niet kunt. Goethe heeft hierover gezegd: “Het is fout om jezelf meer te verbeelden dan je bent, maar ook om jezelf lager in te schatten dan wat je waard bent.“

Problematisch vertrouwen

Ons leven lijkt wel een beetje op dat van die voetballers. Er zij momenten dat alles gaat, zoals we denken dat het moet gaan. Ons zelfvertrouwen is groot, maar niet altijd realistisch. Dat hoeft op zichzelf niet zo erg te zijn. Bij die voetballers kwam het ook wel goed: ze baalden natuurlijk wel, maar gaven toe, dat de tegenstander gewoon te sterk voor hen was. Aan hun eigen capaciteiten veranderde dat niets.
Maar als je het goede gevoel dat je op sommige momenten hebt ziet als het gevolg van je geloof in God, je godsvertrouwen, kun je een probleem hebben. Want waar is God dan bij tegenslag? Of geloof jij dan niet genoeg?

Vertrouwen op God is geen gevoel

Vertrouwen op God betekent, dat je bereid bent je aan hem toe te vertrouwen, omdat je gelooft, dat Hij betrouwbaar is en nooit zal handelen op een manier die jou benadeelt. Het is dus geen gevoel, maar een keuze die je maakt.
Het betekent niet, dat je zelf initiatiefloos bent. Je maakt plannen en voert die uit, maar je legt ze ook aan Hem voor, zodat Hij je, indien nodig, kan corrigeren. Gewoon door je op andere ideeën te brengen. Maar jij blijft wel zelf aan zet, jij maakt de keuzes. Bij Hem wordt je geen klein kind, dat beschermd wordt tegen pijn en moeite. Je hoeft ook niet krampachtig te doen en op je tenen te lopen, omdat je geen fouten zou mogen maken.
Nee, vertrouwend op God kun je fouten maken of met tegenslagen en mislukkingen te maken krijgen. Maar dat zegt niets over jouw geloof, zoals het ook niets zegt over Gods liefde voor jou. Te allen tijde doet God, wat je van Hem mag verwachten: Hij is erbij; Hij baalt er met jou van dat iets niet lukt. Maar Hij laat je hoe dan ook niet in de steek en kijkt al vooruit naar de volgende stap die je gaat doen. Want dan gaat Hij ook met je mee!

Spreuken 3:5,6

Vertrouw op de Heer met heel je hart, steun niet op eigen inzicht. Denk aan Hem bij alles wat je doet, dan baant Hij voor jou de weg.

Leven in volheid

Voor veel mensen is het leven een grote zoektocht. Een queeste om antwoord te vinden op heel existentiële vragen als: “Waar kom ik vandaan?”, “Waarom leef ik?”, “Waar ga ik naar toe?”, “Waarom is er zoveel lijden?”. Is er ook iemand die de antwoorden heeft?

Standaardantwoorden zullen er vast niet zijn. Alle vragen zijn immers gekleurd door de persoonlijke omstandigheden. Maar wegwijzers vind je genoeg bij je zoektocht naar de zin van het bestaan. Op de levensbeschouwelijke ‘markt’ vind je allerlei religies en filosofieën. Ze geven uiteenlopende antwoorden: “Er is geen zin, alles is toeval en je moet er maar het beste van maken” tot “Alles heeft een doel en is van hogerhand zo bestemd”.

Daadkracht

Over het algemeen wordt er vervolgens een beroep gedaan op je daadkracht. De een zegt dat je je moet onderwerpen aan de regels van het geloof. Een ander meent, dat je in ‘onthechting’ moet leven en geen bezit of genot achterna moet jagen. Weer een ander ziet altruïsme (naastenliefde) als de weg om zin van het bestaan te ontdekken. Voor iemand anders staat vast dat je, in een kringloop van vele levens, de zinloosheid van het aardse, materiële bestaan kunt ontvluchten.

Zwakte

Maar dat waarin godsdienst en filosofie sterk zijn, is tegelijk hun zwakte. Ze doen een beroep op menselijke daadkracht. Als je dit doet, als je ’t zo aanpakt, dan …. Maar stel dat je dat niet kunt, omdat de last die je opgelegd wordt, te zwaar is. Daar ben je dan mooi klaar mee. Je weet wat er gevraagd wordt, maar je kunt het niet. Bijvoorbeeld: “Heb je naaste lief, ook als die je vijand is”. Dan loop je vast in je zoektocht naar de zin van en de waarheid achter het leven. En is er wel een mens die in alle opzichten volmaakt is?

Dieven

Ondanks het nobele streven van veel wereldbeschouwingen, hebben hun ideeën en de toepassing van hun voorschriften dezelfde uitwerking als het optreden van dieven: iemand wordt beroofd van zijn bezit. Wie heil verwacht van z’n eigen inspanningen, vervreemdt van zijn Maker. En daarmee van het leven, dat in de Bijbel gedefinieerd wordt als: wandelen met je Maker.

Geschenk

Maar Jezus wil het daar niet bij laten zitten. Hij wil je zo graag laten leven zoals het bedoeld is. Hij wil, dat je de ware zin van je leven gaat ontdekken. Dat je bestaan echt leven wordt! Hij, en hij alleen, geeft je dat als een geschenk. Je kunt het niet verdienen door veel te doen en nog meer te laten. Het ligt niet verborgen in diepzinnige wijsheden. Het bestaat niet uit antwoorden op de vele vragen die je jezelf stelt. Het is: je bij de hand laten nemen door de Schepper. In vertrouwen dat hij je tot je doel laat komen – zelfs als dat doel voor jou (nog) verborgen is.

Johannes 10:10

Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.

 

God zien ….

Oordeel of zegen?

In het oude Israël leefde de gedachte, dat je maar eenmaal God kon zien. Daarna zou je sterven. Dat dacht in elk geval Manoah, de vader van de legendarisch sterke Simson. Een man die zeker een voorbeeld voor ons is. Als zijn vrouw met het nieuws thuiskomt, dat een godsman, misschien was het wel een engel, haar gezegd had dat het kinderloze echtpaar een zoon zou krijgen, was dat voor hem aanleiding om te bidden: “Kunt u ons dan ook vertellen, hoe we hem moeten opvoeden?” Maar als hij ontdekt, dat het God zelf was die tot hen sprak, knikten zijn knieën. “We hebben God gezien. Dat wordt onze dood!”, bracht hij uit.
Manoah ging er blijkbaar vanuit, dat je God alleen als Rechter kon ontmoeten en dat je bij voorbaat schuldig bevonden zou worden. Had hij gelijk? En hebben de mensen die God alleen maar zien als een boze boeman die klaar staat om te straffen, gelijk?

Eindpunt

God is licht zonder een zweem van duisternis. Hij is volmaakt en in zijn nabijheid kan geen onvolmaaktheid bestaan. Alles wat in strijd is met Gods heiligheid, rechtvaardigheid en liefde, wordt weggedaan. God zien moest verschrikkelijk zijn, want hoe zou een onvolmaakt mens, een zondaar in bijbelse taal, in zijn nabijheid kunnen bestaan? In dat opzicht had Manoah wel gelijk. Van zijn zelfkennis kunnen wij wel wat leren.

Ongelijk

Toch had Manoah geen gelijk. Zijn vrouw merkt het op. Verscheen God niet juist om hun iets te beloven? En Hij nam hun dankoffer toch graag aan? God was niet gekomen om te oordelen, maar om te zegenen. Waren zij dan geen zondaren? Natuurlijk wel, want alle mensen zijn zondaren en missen de heerlijkheid, de volmaaktheid, van God (Romeinen 3:23). Maar zonder het te beseffen ontdekten zij, dat God weliswaar de zonde haat en veroordeelt, maar de zondaar van harte liefheeft.

Schoonmaak

Het is Gods verlangen om bij de mensen te wonen (Exodus 25:8), ook al zijn ze niet volmaakt zoals Hij. Blijkbaar kan God daar wat aan doen. Aan Israël gaf Hij zijn feesten. Bij het eerste feest moesten de Israëlieten alle zuurdesem uit hun huizen verwijderen. Zuurdesem is bedorven deeg en als zodanig een symbool van de zonde. Om feest met God te kunnen vieren, moesten de Israëlieten hun huizen met bezemen keren en zelfs het kleinste restje zuurdesem verwijderen. Daarna kon het feest beginnen.

Hart

Wat de Israëlieten deden was symbolisch. Want de zonde is niet fysiek in ons huis verborgen, maar in de schuilhoeken van ons hart. Het is zo verkleefd met ons zijn, dat we het er ook niet zelf uit kunnen verwijderen. Daarom heeft God Jezus gezonden, het Lam van God dat de zonde wegneemt (Johannes 1:29 en 1 Johannes 1:7). Hij heeft tot op het kruis de volmaakte liefde gedemonstreerd. Als je in Hem gelooft, wordt dat jou toegerekend en maakt Hij je rein. Helemaal. Dan zul je God ontmoeten. Dan leef je. Voorgoed.

Beginpunt

In Napels bestond lang geleden het gezegde: “Vedi Napoli e poi muori!”, “Zie Napels en sterf”. Daarbij dachten de Napolitanen aan de toen nog overweldigende schoonheid van hun stad. Als je dat gezien had, hoefde je niet meer verder te leven. Iets schoners had het leven je toch niet te bieden. Hoe anders is het, als je door Jezus rein gemaakt wordt en je God leert kennen. Dan sta je aan het begin van het eeuwige leven. Zo lang zul je nodig hebben om de veelkleurige liefde van God te ontdekken.

Matteüs 5:8

Jezus zei: Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.

Mijn juk is zacht en mijn last is licht

Veel zaken in het leven kunnen op je drukken als een zware last. Denk aan dingen die fout gaan, regels en wetten die je opgelegd worden of die je jezelf oplegt …. Je draagt ze als een juk op je schouders mee.

Het dragen van lasten is vermoeiend en kost veel energie. Ze kunnen je onrustig en zelfs angstig maken. Is er een weg die verlichting biedt voor jouw lasten? Is er iemand bij wie je terecht kunt met al je lasten? Iemand aan wie je ze over kunt geven? Iemand die je kunt vertrouwen?

Uitnodiging

Aan allen die vermoeid zijn en gebukt gaan onder hun lasten, stuurt Jezus een uitnodiging. Hierin nodigt hij uit om tot hem te komen. Hij heeft je namelijk iets te bieden: rust. Hoe ga je in op deze uitnodiging? Dit begint bij het ontdekken van wie Jezus werkelijk is en hoe je door hem in contact komt met God. Als je ontdekt wie hij is, kun je jouw lasten bij hem brengen en ze aan hem overgeven. Het vraagt een keuze om op deze uitnodiging in te gaan.

Juk

Een juk is een instrument om emmers of manden mee te dragen. Vroeger in de landbouw werd een juk gebruikt om twee dieren met elkaar te verbinden om een last te trekken of om hulp te bieden bij het ploegen. In overdrachtelijke zin drukt het de relatie uit tussen een slaaf en zijn meester. De slaaf behoort toe aan zijn meester.

Het juk van Jezus

Jezus zegt: neem mijn juk op je. Is dit niet een nieuwe last die je op je neemt? Het roept de gedachte op van moeten. Als je naar Jezus toegaat: moet je dan naar de kerk? Moet je dan bijbel lezen? Moet je dan bidden? Moet je dan allerlei regeltjes onderhouden? Jezus zegt dat zijn juk zacht is en zijn last licht. Zacht wil zeggen dat Jezus het goede met jou voor heeft. Wat hij aanreikt is heilzaam. Zijn juk is licht, omdat hij voorziet in de mogelijkheid om het te kunnen dragen. Hij nodigt uit om zijn juk op je te nemen en van hem te leren. Dit betekent dat je bij hem mag komen, naar hem mag luisteren en rust bij hem kunt vinden.

Zachtmoedig en nederig van hart

Zachtmoedig en nederig worden, dat leren we van Jezus. Zachtmoedigheid heeft te maken met vriendelijkheid, dienstbaarheid en geduld. Nederig worden is je eigen trots, je wensen, verlangens, ambities enz. loslaten en jezelf overgeven aan Jezus. Het navolgen van Jezus brengt rust, omdat je leert te wandelen op Gods weg midden in een wereld die zich bevindt in gebrokenheid en onzekerheid. Bij Jezus vind je bescherming en zekerheid. Zijn vrede vervult jouw hart. Dit is een groeiproces dat zich voltrekt als jij je blik gericht houdt op Jezus (Hebreeën 12:2).

Matteüs 11:28-30

‘Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’