In een vorig artikel zagen we, dat de Heilige Geest elke gelovige wil inschakelen om de gemeente, het lichaam van Christus, te laten groeien. De manier waarop Hij dat doet wordt in onze bijbelvertalingen aangeduid als genadegaven of geestesgaven. Waarschijnlijk is het meer correct om te spreken over uitingen van de genade cq Geest, zoals in 1 Korintiërs 12:1 (NBG51).

In dit artikel staan we stil bij de “genadegaven”, die door Paulus beschreven worden in Romeinen 12. Ter herinnering: de Romeinenbrief is geschreven aan een jonge gemeente, die nog geen onderwijs van de apostelen had genoten. Door zijn brief wil Paulus in afwachting van zijn bezoek aan Rome voorzien in wat de gemeente nodig heeft om zich gezond te ontwikkelen.

Romeinen 12

 4Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, 5zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in ​Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander. 6Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de ​genade, die ons gegeven is:7profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; 8wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ijver; wie ​barmhartigheid​ bewijst, in blijmoedigheid.

In deze opsomming valt op, dat het lijkt te gaan over dingen, waarvoor we een natuurlijke aanleg hebben. Dat geldt ook voor profetie, als we dat opvatten in de zin van 1 Korintiërs 14:3 als opbouwend, troostend en bemoedigend spreken. Dat is wat een leraar doet, of een ouder of een coach.

Aangeboren talent

Paulus noemt hier deze natuurlijke aanleg onbekommerd “genadegaven”. Dat is niet zo vreemd als het op het eerste gezicht misschien lijkt. We belijden immers dat God ons gevormd heeft in de moederschoot (Psalm 139!). Alles wat we bij onze  geboorte meegekregen hebben, is een geschenk van God en bruikbaar voor Gods Geest.

Direct op deze opsomming in Romeinen 12 volgt een gedeelte waarin het allereerst gaat over de manier waarop christenen met elkaar omgaan: erop gericht om elkaar te dienen en lief te hebben. Vervolgens komt onze houding naar alle mensen aan de orde: het goede zoeken voor iedereen.

Deze twee gedeelten staan niet los van elkaar, maar laten iets heel moois zien. Romeinen 12 laat zien, dat als Gods barmhartigheid, zijn genade, ons voor ogen staat, we zullen leren het voorbeeld van Jezus te volgen door de ander lief te hebben, te dienen en het goede te zoeken voor alle mensen. Vervolgens wijst Paulus ons op de hulpmiddelen die ons ter beschikking staan: “gaven (letterlijk: uitingen van genade), onderscheiden naar de genade die ons gegeven is“. En tenslotte wijst hij ons op de mensen om ons heen met de vraag: wat zou ik voor de ander kunnen beteken?

Wat heb je? Wat kun je? Wat  wil je graag?

Er is een mooi verhaal in het Oude Testament over de profeet Elisa, die te hulp geroepen werd door een weduwe. Daarop zei Elisa: “Wat kan ik voor u doen? Wat heb u in uw huis?“. Dat kleine kruikje bleek de oplossing voor haar financiële problemen te bevatten (2 Koningen 4:1-7). Dat lijkt op wat Paulus hier in Romeinen 12 schrijft. Als je door de genade gedreven wordt, kijk je wat jij hebt om de ander in genade te dienen. En de één heeft de gave om te bemoedigen, de ander om leiding te geven, weer iemand anders om te troosten, te helpen, te luisteren, te organiseren, muziek te maken, te timmeren of iets anders. Niemand hoeft dus te denken: “ik kan zo weinig, ik heb niet zulke belangrijke geestelijke gaven”.

Als je hart op staat voor andere mensen en je jouw capaciteiten beschikbaar stelt voor God, ontdek je, dat jouw talent een gave van God aan de gemeente is, waarmee jij op jouw unieke manier kunt bijdragen aan de (geestelijke) groei van de gemeente. Zoals je gaandeweg je aangeboren talent ontwikkeld hebt door onderricht en training, leer je ook gaandeweg om onder leiding van Gods Geest je talent in te zetten in Gods werk. Dan krijgt door de Geest jouw natuurlijke talent een diepere dimensie. Op een manier die heel natuurlijk bij jou past. Paulus roept ons daarom op om deze genadegaven niet te veronachtzamen (1 Timoteüs 4:14).

Je bent een gave

God heeft mensen als gaven aan de gemeente gegeven. Te beginnen met apostelen en profeten, evangelisten, herders en leraren. Maar vervolgens zijn ook alle leden van de gemeente afzonderlijk gaven aan de gemeente, die allen nodig zijn om geestelijke groei te bewerkstelligen.

Foto: StockSnap from Pixabay

Jouw talent: Gods gave aan de  gemeente
Getagd op:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.