Pasen: Jezus is opgestaan!

Al wordt Pasen minder uitbundig gevierd dan Kerst, het is toch wel het belangrijkste christelijke feest in het liturgisch jaar. Met Pasen vieren christenen wereldwijd dat Jezus Christus op de derde dag na zijn kruisiging is opgestaan uit de dood.

Wanneer enkele vrouwen naar het graf gaan om Jezus een laatste eer te bewijzen, ontdekken ze tot hun ontzetting dat de steen van het graf is weggerold en het graf leeg is.

Logische gevolgtrekkingen

De meest logische verklaring is natuurlijk dat het lichaam is weggehaald. Dat moet dan gedaan zijn door degenen die hem gedood hebben, om te voorkomen dat dit graf een bedevaartsoord zou worden voor aanhangers van Jezus. Een andere mogelijkheid is dat juist de volgelingen van Jezus het graf hebben leeggehaald om later het verhaal in de wereld te kunnen brengen dat hij niet dood is, maar leeft!

Onvoorstelbaar

De vier evangelisten hebben een andere verklaring die niet alleen voor ons als moderne mensen maar ook voor de omstanders van toen, inclusief zijn meest trouwe volgelingen, aanvankelijk als zeer onwaarschijnlijk ontvangen werd.

De vrouwen die bij het graf zijn geweest krijgen de schrik van hun leven wanneer er plotseling twee mannen in stralende gewaden voor hen staan. Zij vertellen dat Jezus is opgewekt uit de dood. De evangelist Lucas beschrijft het zo: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’

Toch …?

Een tweede gebeurtenis doet de vrouwen als aan de grond genageld staan. Plotseling verschijnt daar volgens de evangelist Johannes Jezus zelf, in levende lijve. Is het een spook, een geestverschijning, zijn de vrouwen overmand door verdriet? Ze rennen naar de apostelen om te vertellen wat er is gebeurd, maar die geloven het niet. Kletspraat, vinden ze.

Totdat Jezus ook aan hen verschijnt, en later aan nog meer andere mensen, één keer zelfs aan meer dan vijfhonderd mensen tegelijk. En hij eet en drinkt, je kunt hem zelfs aanraken. Zou het dan toch?

Centrale thema

Niet veel later zullen velen overtuigd raken van het feit dat hier iets is gebeurd dat eigenlijk niet kan. De dood en de opstanding van Jezus worden het centrum van het christelijk geloof. Daarmee heeft Jezus bewezen niet zomaar een mens te zijn, maar werkelijk de Redder van de wereld, sterker dan de dood.

Als God door Jezus in staat is de grootste vijand van de mens, de dood, te overwinnen, dan is er hoop voor iedereen. De apostel Paulus zal later in niet mis te verstane bewoordingen uitleggen dat als Jezus niet uit de dood is opgestaan, ons geloof in hem nutteloos is.

Maar als hij wél is opgestaan, dan zullen we met hem leven! Daarom is Pasen het feest waarop gevierd wordt dat het leven het uiteindelijk toch wint van de dood.

Wat denk jij? IJdele hoop of…?

 

Goede Vrijdag

Als ik het verhaal van Goede Vrijdag in de Bijbel lees, bijvoorbeeld in Johannes 19, sta ik midden in de menigte die uitgetrokken is om het schouwspel van de berechting van enkele misdadigers en Jezus gade te slaan. Ik kijk om me heen om niets te missen van alles wat er te zien is.

Kijk, daar. Kennelijk een groep hoogwaardigheidsbekleders. Aan hun kleding te zien zijn het priesters. Ze maken ruzie met de Romeinen. O, het gaat over de tekst die Pilatus bij het kruis van Jezus heeft aangebracht: Jezus van Nazareth, koning der Joden. Wat zou hij daarmee willen zeggen? Is het een pesterijtje van hem? Of zou hij werkelijk tot de overtuiging gekomen zijn, dat Jezus dat echt was?

Veel anderen lijken het wel een prettige afsluiting van de werkweek te vinden. Ze kijken naar Jezus, stoten elkaar aan en praten over hem: Hij was toch Gods Zoon? Laat ‘m dan nog eens een van z’n kunstjes doen? Hee, Jezus, kom eens van dat kruis af! Ze oogsten veel bijval. Ze lijken iet te beseffen wat het  is om aan een kruis gespijkerd te zijn. Voor hen is het een soort kermisattractie.

O, kijk, daar dicht bij het kruis staat Maria, de moeder van Jezus. Johannes, een volgeling, zelfs een vertrouweling van Jezus, is er ook bij. Jezus spreekt hen aan. Het lijkt erop, dat Hij Johannes de taak opdraagt om zijn moeder te troosten en om voor haar te zorgen. Merkwaardig dat Jezus in deze omstandigheden niet alleen bezig is met zijn eigen pijn, maar ook nog oog voor anderen heeft. Zelfs voor de spotters en beulen: Hij vraagt God hen hun daden van deze dag te vergeven.

Waar zouden eigenlijk de andere volgelingen van Jezus zijn? ’t Is wat lastig te zien, wat het begin opeens donker te worden – een zonsverduistering. Ik denk dat ze daar verderop staan. Van grote afstand staan ze te kijken wat er met hun held gebeurt. Staan ze nu klaar om weg te rennen als het onvermijdelijke gebeurt? Of verwachten ze dat God zal ingrijpen en staan ze klaar om naar Hem toe te rennen als Hij van het kruis komt en dan ongetwijfeld zijn tegenstanders zal verslaan?

Maar – ik mis iets. Of eigenlijk: iemand. Petrus. Waar is hij toch? Altijd stond hij vooraan: toen Jezus vroeg: wie zeggen jullie dat ik ben? Toen Jezus zei, dat ze Hem allemaal zouden verlaten: “Ik niet…!” Toen ze in de storm over het meer voeren: “laat me naar u toe komen” en hij zo uit de boot stapte om over het water naar Jezus toe te lopen. Toen de soldaten kwamen en hij zijn zwaard greep en het oor van Malchus, de knecht van de hogepriester, afsloeg. Toen Jezus voor Pilatus gebracht werd, wist hij ook binnen te komen. Maar nu, op het belangrijkste moment in het leven van Jezus, is Petrus in geen velden of wegen te bekennen. Toen hemmoeilijke vragen gesteld werden, sloeg zijn onversaagdheid om in angst. Alsof hij (weer) over de zee moest lopen. Huilend kneep hij er tussenuit. Niemand die toen een hand naar hem uitstak. Had hij de blik die Jezus hem toewierp gemist?

Petrus, voor mij één van de sympathiekste leerlingen van Jezus. Aanstekelijk enthousiast – en daarin voor mij een voorbeeld – maar met een klein hartje. Vol goede bedoelingen, die hij nooit kon waarmaken – en daarom zo herkenbaar. Hij staat vast ergens verdekt opgesteld, maar wel zo, dat hij nog een glimp van het kruis kan opvangen. Ik kan me voorstellen, dat hem zomaar de woorden van Jesaja te binnen schieten, die hij parafraserend voor zich heen mompelt:

5om mijn overtredingen werd hij doorboord, om mijn ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die mij de vrede aanbrengt, is op hem, en zijn striemen brengen mij genezing. 6Ik dwaalde als een schaap en wendde mij naar mijn eigen weg, maar de Heer heeft mijn ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7Hij wordt mishandeld, maar hij laat zich verdrukken en doet zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo doet hij zijn mond niet open…..” Hij … voor mij …. Zou het…? Echt waar …? Geen veroordeling meer ….?

Ik sta naast Petrus:

  • Huilend – omdat ik me zo vaak vergis en mijn eigen weg ga.
  • Diepbedroefd – omdat mijn zonden oorzaak zijn van Jezus’ lijden.
  • Hopend – dat de woorden van Jesaja de deur naar het Godsrijk openen.
  • Gelovend – dat Jezus’ dood mij vergeving en verlossing brengt.

 

De Heilige Geest – Gods kracht in de gelovige

In een vorig artikel hebben we gezien, dat het doel van het werk van de Heilige Geest is, dat de gemeente van Christus opgebouwd wordt. Hij werkt door mensen. Sommigen hebben een bijzondere taak gekregen in het toerusten van de gemeente, maar om de (geestelijke) groei van de gemeente mogelijk te maken, werkt de Geest in elk lid van de gemeente, niemand uitgezonderd.

Bekwaamheid om de gemeente te dienen

Als Christus sommige (categorieën) mensen als gaven aan de gemeente gegeven heeft, mag je veronderstellen, dat zij ook de bekwaamheid om die taak te vervullen, ontvangen hebben. Paulus zegt van zichzelf, dat hij “een dienaar van de gemeente geworden is naar de genadegave van God, die hem geschonken is” (Efeziërs 3:7). Dit kan betekenen, dat hij het als een genade en een voorrecht ziet, dat God hem als apostel wil gebruiken, maar ook dat deze taak in overeenstemming is met de capaciteiten die God hem gaf. Uit zijn woorden aan Timoteüs kun je opmaken, dat deze leerling van Paulus bepaalde capaciteiten als gave ontvangen heeft. Het is een “gave” of “genade” die hij moet “aanwakkeren
Maar wat geldt voor mensen als Paulus en Timoteüs, geldt eigenlijk voor iedereen. Want Gods genadegaven worden aan ieder afzonderlijk gegeven, zodat Christus door zijn Geest ieder van ons kan gebruiken om de gemeente op te bouwen: “Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen” (1 Petrus 4:10).

Geestelijke gaven

De bekwaamheden die door de Geest gebruikt worden, noemen we vaak “gaven”, geestelijke gaven of gaven van de Geest. Maar voor een goed verstaan zullen we goed moeten kijken naar de woorden die er in de Bijbel voor gebruikt worden. Vergelijk je de diverse vertalingen met elkaar, dan kom je de volgende woorden en uitdrukkingen tegen, die overigens door elkaar gebruikt lijken te worden:

  1. Genade, gave, genadegave
    Het woord voor gave zoals dat gebruikt wordt voor apostelen en profeten die als gave aan de gemeente geschonken werden, wordt hier niet gebruikt. Het gebruikte woord is “genade” of een daarvan afgeleid woord, dat je zou kunnen interpreteren als “iets dat uit genade voort komt” of als “uiting van de genade”.  Zo lees je bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 12:28,29: “God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: .. ​apostelen, .. profeten, leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen“.
  2. Uitingen van de Geest, geestelijke gaven, gaven van de Geest
    Ook  hier komt het Griekse woord voor “gave” niet voor, maar wordt het woord “geest” of “geestelijk” gebruikt, waar wij in het Nederlands voor de duidelijkheid iets bij moeten bedenken.  Zo lezen we in 1 Korintiërs 12:1: “Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten” (NBG51) of “Broeders en zusters, over de gaven van de Geest wil ik u het volgende zeggen” (NBV).

Dit lijkt er op te wijzen, dat het niet zozeer gaat om een vaardigheid die wij zouden bezitten, maar dat de bedoeling is om te laten zien, dat Gods Geest in ieder van ons werkt. Hij doet geen beroep op een “gave” of kundigheid, maar op ons geestelijk inzicht: wat heeft de ander, wat heeft de gemeente nodig en hoe kan ik daarin voorzien? Niet  onze vaardigheid is belangrijk voor de gemeente, maar onze beschikbaarheid om de Geest door ons heen te laten werken op een manier die passend is in de gegeven situatie:

1 Korintiërs 12: 4Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; 5en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; 6en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. 7Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.

Wat moeten wij weten over de geestelijke gaven?

Paulus somt in zijn brieven verschillende lijstjes met genadegaven op. de twee belangrijkste vind je in Romeinen 12 en in 1 Korintiërs 12. Daar zitten nogal wat verschillen tussen. Zowel in de gaven die genoemd worden, als in de toelichting. Het is daarom zinvol eerst eens te kijken naar de bedoeling van deze opsommingen.

In Rome was een christelijke gemeente ontstaan, zonder dat Paulus of één der andere apostelen erbij betrokken waren. Het resultaat van het getuigenis van Romeinse Joden die in Jeruzalem tot bekering waren gekomen. Het is een jonge gemeente die onderwijs nodig heeft. Paulus hoopt hen te bezoeken om ze te onderwijzen en, naar zijn gewoonte,
een stevig fundament voor de gemeente te leggen. Vooruitlopend op zijn bezoek schrijft hij alvast een brief, die nauwelijks een brief is, maar eerder een brochure met de belangrijkste leringen.

Korinte is een heel andere gemeente. Ze is ontstaan door de prediking van Paulus. Maar de  berichten die Paulus na zijn vertrek uit die stad bereiken, stemmen hem verdrietig. Weliswaar komen ze in geen enkele genadegave tekort, maar er heerst verdeeldheid onder hen. De één is een aanhanger van Paulus, de ander van Apollos. Ze zijn gevoelig voor wereldse wijsheid, die ze hoger aanslaan dan Gods wijsheid (dat is Christus). Gelovigen plegen ontucht die zelfs onder de heidenen niet voorkomt. De samenkomsten zijn niet tot zegen; ze doen meer kwaad dan goed. Er zijn misstanden bij het avondmaal, doordat rijken zich verheven voelen boven mindervermogenden en geen oog hebben voor de ander.

Paulus heeft hen waarschijnlijk 3 brieven geschreven, waarvan de eerste en derde in de Bijbel opgenomen zijn. De 2e brief, die wij verder niet kennen, maar waarin de ernstige pastorale problemen blijkbaar met naam en toenaam besproken waren, was geschreven “onder tranen”, om de misstanden en omdat de Korintiërs zich blijkbaar van de eerste brief niet al te veel hadden aangetrokken. In de 3e brief, die wij dus kennen als 2 Korintiërs, lijkt het erop dat ze de voorgaande brief hen tot inkeer heeft gebracht.

Het verschil tussen de gemeente te Rome en die te Korinte maakt dat de toonzetting van beide brieven totaal verschillend is en er in de Korintebrief veel gedetailleerder op allerlei zaken wordt ingegaan. In Rome was basaal onderwijs nodig, in Korinte moest veel gecorrigeerd worden.

Een hogere weg

Voor we, in een volgend artikel, de lijstjes uit Romeinen en 1 Korinte bekijken, staan we stil bij de zin waarmee Paulus in 1 Korinte een intermezzo in zijn betoog inluidt:

1 Korintiërs 12: 29Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten? 30Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen? 31Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert.

Hiermee geeft hij aan, dat we niet jaloers hoeven te zijn op de gaven van anderen. We hebben nu eenmaal niet allemaal dezelfde gaven. Ieder wordt op een unieke manier gebruikt. De aansporing om te streven naar de hoogste gaven, hangt samen met het onderwerp dat Paulus in hoofdstuk 11 hoofdstuk 11 aansneed en dat doorloopt tot hoofdstuk 14: de orde in de samenkomsten. In Korinte deden die meer kwaad dan goed. De aansporing is niet om een andere gave te verlangen dan die de Heilige Geest in je werkt. Het gaat erom, dat juist die gaven in de samenkomsten gebruikt worden, die op dat moment het meeste bijdragen aan de opbouw van de gemeente. Immers: het gaat om uitingen van de Geest, tot welzijn van allen (1 Korintiërs 12:7). De genadegaven en het gebruik ervan zijn geen doel in zichzelf, maar een middel tot opbouw van de gemeente. Het doel ligt veel hoger. Daaraan zal Paulus heel hoofdstuk 13 wijden: de (onderlinge) liefde. Daaraan is de werkzaamheid van de Heilige Geest te meten.

Gods nieuwe wereld: zijn koninkrijk

In de verhalen over Jezus kom je het steeds tegen: er komt een nieuwe wereld, Gods nieuwe wereld. In oudere vertalingen wordt daar de term “koninkrijk” voor gebruikt: het Koninkrijk van God of het Koninkrijk der hemelen. Maar tegelijk lijkt het soms ook, alsof die nieuwe tijd al aangebroken is. Wat is dat eigenlijk: Gods Koninkrijk? Is dat iets nieuws dat met de komst van Jezus geïntroduceerd wordt? Hoe ziet dat eruit?

In een paar artikelen wil ik daar in het kort op ingaan. Voor wie meer erover wil weten, publiceer ik hierbij ook de tekst van een studieboekje dat jaren geleden gepubliceerd is.

Israël

Wie de Bijbel leest, kan er niet omheen, dat Israël een prominente plaats in de Bijbel inneemt. Paulus schrijft dat de Joden op andere mensen voor hebben, dat God hun zijn woord heeft toevertrouwd. En daar voegt hij elders nog wat aan toe: “4 … zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften: 5 hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de ​Christus” (Romeinen 9:3-5). Geen wonder, dat mensen die God en de Bijbel liefhebben, een soort natuurlijke sympathie voelen voor dit volk. Het is ook logisch dat je zou willen onderzoeken welke plaats dit volk nog inneemt in de heilsgeschiedenis, sinds Gods boodschap van genade, het evangelie van Jezus Christus, aan alle volken verkondigd wordt.

De geschiedenis van de 20e eeuw wordt overheerst door de gruwelijke vervolging van Joden in de tweede wereldoorlog en het ontstaan van de staat Israël. Maar ook de hedendaagse politiek kan niet om Israël heen door de voortdurende worsteling tussen Israël en de Palestijnen, bij wie wederzijds de politieke wil om tot een vredig naast elkaar bestaan niet aanwezig lijkt te zijn.

Reden genoeg om erover na te denken, welke houding ten aanzien van deze volkeren passend kan zijn.

De Geest in de gemeente

In het vorige artikel hebben we stilgestaan bij het werk van de Geest van God, zoals dat in de evangeliën en het boek Handelingen zichtbaar werd. Maar hoe wil de Geest van God vandaag in de gemeente van Christus en in elke gelovige werken? Daarvoor  zijn we niet aangewezen op een historisch verslag of op de ervaringen van anderen.

Met het Pinksterfeest dat in Handelingen beschreven wordt, is een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis aangebroken. De belofte van Jezus, dat Hij zijn gemeente zou bouwen, ging in vervulling. de uitstorting van de Heilige Geest zou je kunnen beschouwen als de geboorte van de gemeente, het lichaam van Jezus. Vanaf dat moment beleven we de groei van de gemeente. De eerste gemeente groeide door het onderwijs van de apostelen.

De Geest en de gemeente

Uit de woorden van de apostelen en de belofte van Jezus leren we de volgende dingen over Gods in deze nieuwe fase van de heilshistorie.

  • De Geest is een gave van de Vader aan de Zoon
    In zijn toespraak op de Pinksterdag zegt de apostel Petrus: “Jezus is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen” (Handelingen 2:33).
  • De Geest wordt door de Zoon gegeven aan de gelovigen
    Petrus vervolgt met: “Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort” (Handelingen 2:33). Daarmee stemmen de woorden van Paulus overeen: “En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam” (Romeinen 8:23). Vanaf het moment dat iemand tot geloof in Jezus komt, ontvangt die persoon de Heilige Geest, als het begin van Gods werk in zijn/haar leven.
  • De Geest zal blijvend wonen in de gelovigen
    Jezus had over de Geest al het volgende gezegd, als een belofte voor de tijd na zijn heengaan: “…. een andere pleitbezorger … , die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven” (Johannes 14:17)

De gaven in de gemeente

De Geest is gegeven als “eerste gave”. Hij is de drager van het nieuwe leven van de gelovige, die “opnieuw geboren” is. Hij is nodig om dat leven openbaar te maken, te doen groeien en vrucht te laten dragen.

  • Jezus is de gever van gaven
    De Geest is weliswaar onmisbaar in het christelijke leven, maar Hij staat zelf nooit in het middelpunt. Hij is gekomen om te getuigen van Jezus, zoals Jezus zal had gezegd. Dat vind je ook terug in de woorden van Paulus: “Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. Daarom staat er: ‘Toen hij opsteeg naar omhoog, voerde hij gevangenen mee en schonk hij gaven aan de mensen”  (Efeziërs 4:7,8).
  • De Geest is Jezus’ gave aan de mensen
    We zagen hierboven als, dat Jezus de Geest die Hij van de Vader ontving, doorgaf aan de mensen. Het is verhelderend om het vers uit Romeinen 8:23 in verschillende vertalingen te lezen:
    “En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam” (NBG 1951).
    “En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam” (Herziene Statenvertaling).
    “En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we ​kinderen​ van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan” (Nieuwe Bijbelvertaling 2004). 
    Het maakt duidelijk, dat het ontvangen van de Geest “slechts” het begin is van het werk van Jezus in ons en dat Hij door de Geest in ons wil werken.
  • Het is Jezus’ doel om alles tot volheid te brengen
    Het is ook goed om in het oog te houden, welk doel Jezus voor ogen stond, toen Hij het door zijn hemelvaart mogelijk maakte om de Heilige Geest te zenden. Daarover zegt de apostel: “Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen” of: “om alles met zijn aanwezigheid te vullen” (Efeziërs 4:10). Die volheid was  in Romeinen 8 aangeduid als “zoonschap” (door NBG terecht zó vertaald en niet als “kinderen”). De term “zoonschap” duidt op het volwassen worden van kinderen. We zijn wedergeboren als kinderen van God, maar groeien door het werk dat de Geest in ons doet op, tot we in de positie van “zoon” worden aangenomen. Als we dit einddoel in het oog houden, zoeken we in het geloof niet (alleen) naar een persoonlijke ervaring, maar vooral naar groei in geloof en liefde.

Het werk van de Geest in de gemeente

Het werk van de Heilige Geest is dus om de verlossing uit te werken in de levens van de gelovigen en in de gemeente. Maar hoe gaat Hij nu te werk? In dit artikel wijs ik er graag op, dat de Geest door mensen werkt.

  • De Geest delegeert
    “En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren…” (Efeziërs 4:11)
    God stelt mensen aan die door de Heilige Geest in een bijzondere bediening worden gebruikt. Je zou ze voorgangers kunnen noemen:
    – Apostelen zijn oog- en oorgetuigen van Jezus, de grondleggers van de gemeente. In die zin worden zij niet opgevolgd, omdat het fundament maar één keer gelegd wordt. Als afgeleide zou je kunnen spreken van een apostolische dienst wanneer iemand ergens het evangelie brengt, waar nog nooit iemand anders gepredikt heeft.
    – Profeten zijn mensen die Gods wil bekend maken en oproepen tot toewijding aan God. In het Nieuwe Testament wordt profeteren omschreven als: stichtend, vermanend en bemoedigend spreken voor de gemeente (1 Korintiërs 14:3).
    – Evangelisten brengen de boodschap van Jezus bij de mensen en leiden mensen tot Jezus.
    – Herders dragen zorg voor het geestelijke welzijn van de gelovigen. De gelijkenis van de goede herder laat zien dat het o.a. om persoonlijke aandacht en zorg gaat. Met het Latijnse woord voor herder, pastor, noemen we dat tegenwoordig pastoraat.
    – Leraars geven inzicht in de Bijbel: wat staat er, wat betekende het in de context, hoe kunnen wij het toepassen.
  • Toerusting staat centraal
    “… om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd” (Efeziërs 4:12).
    Het is de taak  van de voorgangers in de gemeente om de gelovigen toe te rusten – hen te onderrichten en te helpen om te groeien in geloof. Hen op te voeden tot zelfstandigheid en volwassenheid in het leven als christen. Maar hun taak gaat verder, want ze rusten de heiligen ook toe voor het werk in Gods dienst, want het lichaam van Christus wordt niet gebouwd door mensen met een specifieke vaardigheid, maar “door de dienst van alle leden” (Efeziërs 4:16). De voorgangers zorgen er dus voor, dat anderen hun taak overnemen (vgl. 2 Timoteüs 2:2 )
  • Het doel is: kennis van de Zoon van God
    “… totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Efeziërs 4:13)
    Het doel waaraan de Geest door middel van alle leden van de gemeente werkt, is tweeledig. Door het werk van Gods Geest leren we Jezus steeds beter kennen, wordt Christus steeds belangrijker voor ons. Tegelijk bindt de Geest ons samen in een hechte eenheid, omdat we alleen “samen met alle heiligen de lengte breedte, de hoogte en diepte leren kennen van de liefde van Christus en zullen volstromen met Gods volkomenheid (Efeziërs. 3:19).

In een volgend artikel zullen we ingaan op de wijze waarop de Heilige Geest door ons heen wil werken, wat in het algemeen wordt aangeduid als de “gaven van de Geest”.

De Geest in de evangeliën en Handelingen

In de vorige aflevering hebben we stilgestaan bij het werk van de Heilige Geest ten tijde van het Oude Testament. Nu willen we proberen te begrijpen, wat het Nieuwe Testament daarover zegt. Goed beschouwd moet je dan drie verschillende fasen onderscheiden: de evangeliën, het boek Handelingen en de periode waarin de brieven van de apostelen geschreven zijn.

Gods Geest in de evangeliën

Hoewel het Nieuwe Testament begint met de evangeliën, is het nog niet het begin van een nieuwe tijd, een nieuw verbond. Weliswaar is de Middelaar van het nieuwe verbond op aarde gekomen, maar de grondslag voor het nieuwe verbond wordt pas gelegd door de kruisdood, opstanding en verheerlijking van de Heiland. We lezen wel over de werkzaamheid van de Heilige Geest in de harten van mensen, maar dit is nog hetzelfde als in de oudtestamentische tijd. De meeste bijzonderheden vinden we in het relaas van Lucas. We lezen over Johannes, die voor zijn specifieke opdracht vervuld wordt met de Heilige Geest van de moederschoot af aan. En Elisabet en Zacharias worden door de Geest in staat gesteld te profeteren, terwijl Simeon door de Heilige Geest geleid naar de tempel kwam.

In de evangeliën neemt de persoon van Jezus een bijzondere plaats in, ook als het gaat om de werkzaamheid van de Geest. Dat de Geest in Jezus werkt is wel duidelijk. Lees het verhaal van de zalving bij zijn doop in de Jordaan en zijn verblijf in de woestijn om door de duivel verzocht te worden. Alles wat Jezus doet, is door de kracht van de Geest: wonderen, genezingen, duiveluitdrijvingen. Al die dingen gebeurden om aan te tonen, dat de profetie in vervulling ging: Jezus is de Messias die komen zou.

Jezus heeft ook veel verteld over de Heilige Geest en zijn werk in de toekomstige periode, na zijn sterven, opstanding en hemelvaart.
De Heilige Geest is de bewerker van nieuw leven door de wedergeboorte (Johannes 3:5-8). Hij is als een fontein van levend water, waar elke dorst gelest wordt (Johannes 4:14). En terwijl in het Oude Testament de Geest van buiten inwerkt op de mens, zal de Geest in de gelovige van binnen naar buiten werken, waardoor zij verspreiders van leven worden (Johannes 7:38,39).
De Heilige Geest is de Geest der waarheid die uitgaat van de Vader en gezonden wordt door de Zoon. Zijn komt is afhankelijk van der verheerlijking van Jezus. Hij woont blijvend in de harten van de gelovigen en zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel en Christus verheerlijken (Johannes 14, 15 en 16).

Vlak voor de hemelvaart van Jezus, blaast Hij op zijn leerlingen en zegt: “Ontvangt de Heilige Geest”. Dit moeten we opvatten in oudtestamentische zin als toerusting voor de opdracht die Jezus hen geeft. Dit was in afwachting van iets groters, want ze moeten in Jeruzalem blijven, totdat ze zullen worden aangedaan met kracht uit de hoogte.

De Geest in de tijd van Handelingen

Het boek Handelingen beschrijft een bijzondere periode van de heilsgeschiedenis. Met de hemelvaart van Jezus (Handelingen 1) is de weg vrijgemaakt voor de Heilige Geest om op een nieuwe manier te gaan werken: de Geest wordt uitgestort over alle gelovigen (Handelingen 2).
Voor de leerlingen van Jezus was dit enerzijds een geweldige tijd, wat er gebeurden zoveel grootse dingen, zoveel wonderen. Maar het was ook een heel verwarrende tijd, omdat er dingen gebeurden die in hun Joodse ogen niet konden en mochten gebeuren!

Zoals de wonderen in de evangeliën tot doel hadden Jezus aan te wijzen als de Messias, hadden de wonderen in Handelingen ook een speciaal doel. Paulus verwijst daarnaar als hij zegt dat in Korinte de tekenen van een apostel zijn verricht. De apostelen hadden een duidelijke boodschap, die op sommige punten nogal afweek van wat onder de Joden gezien werd als Gods wil. Dat de boodschap van deze mannen toch goddelijk gezag had, bleek uit de wonderen die God door op hun handen verrichtte (vgl. Hebreeën 2:4.

Voorde Joodse gelovigen waren de gebeurtenissen in de Handelingentijd nogal verwarrend. Zij leefden in de veronderstelling dat God alleen tot Israël sprak, zoals in de tijd van het Oude Testament. Maar als er niet-Joden tot bekering komen, hebben ze daar een probleem mee. Door uitzonderlijke gebeurtenissen – die enigszins lijken op de gebeurtenissen in Handelingen 2, zonder dat ze geheel identiek zijn – maakt God duidelijk, dat het evangelie niet alleen bestemd is voor Joden, maar ook voor Samaritanen (Handelingen 8) en heidenen (Handelingen 10). En vervolgens zijn er meerdere vergaderingen nodig om iedereen te overtuigen, dat hier toch echt God aan het werk is (Handelingen 11 en 15) en dat Joden en heidenen die tot geloof komen (zonder de Joodse religieuze gebruiken over te nemen) geheel gelijkwaardig zijn.

In de Handelingentijd hadden zowel de Joden – niet alleen degenen die Jezus nog niet aangenomen hadden, maar ook degenen die in Jezus geloofden – deze tekenen nodig om de bedoeling van het evangelie te begrijpen en de opdracht van Jezus te vervullen: het evangelie aan alle volken te verkondigen. Het is niet voor niets, dat het verhaal van Handelingen begint in Jeruzalem, waar de eerste hoorders van het evangelie alleen Joden waren. Het eindigt in Rome, waar de conclusie getrokken wordt, dat het evangelie, dat door een deel van de Joden aanvaardt is, vanaf dat moment ongehinderd aan de heidenen zal worden verkondigd (Handelingen 28:28).

De leer der apostelen

Het is duidelijk, dat we in de evangeliën en in het boek Handelingen wel veel te weten komen over de Heilige Geest, maar dat ze ons niet echt helpen te ontdekken, wat en hoe de Geest in ons wil werken. We zullen daarom in een volgend artikel nadenken over het werk van de Heilige Geest zoals dat voorkomt in de brieven van de apostelen. Want daarin vinden we de leer van de apostelen, die voor het leven van de gemeente maatgevend is.

Het werk van Gods Geest in het Oude Testament

In een paar voorgaande artikelen hebben we nagedacht over de Heilige Geest als een goddelijke persoon. Door de bijbelse namen en symbolen te overdenken, zijn we iets te weten gekomen over de hoofdzaken in zijn werk: het leven van God bekendmaken en reproduceren.

In Gods heilshandelen kun je verschillende fasen onderscheiden:

  • de tijd voor het kruis van Christus
  • de tijd tussen het kruis en de terugkeer van Jezus
  • de tijd na de terugkeer van Jezus, door de apostelen wel aangeduid als de toekomende eeuw, in de NBV weergegeven als de komende wereld.

In elke periode was de Heilige Geest werkzaam. In dit artikel denken we na over het werk van de Geest in de tijd vóór het kruis, de periode van het Oude Testament.

In Gods plannen en gedachten staat Christus altijd centraal. In de oudtestamentische tijd bereidde God de mensheid voor op iets toekomstigs. De wet gaf een voorafschaduwing van dingen die nog moesten komen. Er werden mensen gezegend, Gods wil werd bekend gemaakt en er werd een getuigenis toevertrouwd aan een bijzonder volk, Israël. Maar het doel van God lag verder. Israël kon het doel nog niet bereiken, het was als een onmondig kind onder de voogdij van de wet gesteld. Je kunt dus verwachten, dat de Geest, die altijd werkt in overeenstemming met Gods bedoeling, ten tijde van het Oude Testament toch iets anders werkt dan in de periode na het kruis.

Het werk van de Geest in individuen

Vanaf het begin der mensheid werkt de Geest in individuen. We merken het geloof op van Adam, die zijn vrouw Eve (=de moeder van alle levenden) noemde; van Abel, die een dierlijk offer brengt; van Henoch die met God wandelde en van Abraham, die de vader val alle gelovigen genoemd wordt. Dat getuigt van het werk van de Geest, die in de harten van zondaren geestelijk leven wekt. Uit de woorden van Jezus tot Nikodemus blijkt, dat de opmerkzame bijbellezer uit deze verhalen had kunnen leren, dat mensen wedergeboren moeten worden. Het werk van Gods Geest in mensen in het Oude Testament is anders dan het Nieuwe Testament. Hier volgen een paar kenmerken:

Sommige gelovigen werden voor een bepaalde taak vervuld met de Geest

De Geest van God woonde in de tijd van het Oude Testament niet in de gelovigen. Voor bijzondere taken werden sommige mensen vervuld met de Geest:

  • Besaleël voor de bouw van de tabernakel (Exodus 31:3)
  • Otniël en anderen om Israël leiding te geven als “richter” (Rechters 3:10)
  • David om koning over Gods volk te zijn (1 Samuël 16:13)
  • de profeten om Gods woorden op te schrijven (1 Petrus 1:10-11).

De Geest werd tijdelijk gegeven en kon worden weggenomen

  • Simson werd geleid door de Geest van de Heer (Rechters 13:25), maar later werd de Geest weggenomen (Rechters 16:20).
  • Saul werd gegrepen door de Geest Gods (1 Samuël 10:10), maar deze was later van hem geweken (1 Samuël 16:14).
  • Ezechiël vertelt dat de Heer in hem kwam toen God tot hem sprak (Ezechiël 2:2). Maar later komt de Geest opnieuw in hem (Ezechiël 3:24). De Geest bleef niet dus in hem.
  • David vreesde, dat de Geest van hem zou wijken door zijn zonde. Hoe zou hij het koningschap kunnen uitoefenen zonder de leiding van Gods Geest. Daarom bidt hij, dat God zijn Geest niet zal wegnemen (Psalm 51:13).

De Geest gaf Gods woorden door

In de tijd van het Oude Testament was er nog geen Bijbel. God sprak rechtstreeks tot sommige mensen – denk aan Adam, Noach en Abraham. Van Abraham wordt door God gezegd, dat hij een profeet is. Dat wordt ook van Mozes gezegd, die als  profeet leiding gaf aan Gods volk. Na hem zouden nog veel profeten opstaan, die de woorden van God aan het volk overbrachten. Hun boodschap bevatte drie elementen:

  1. Ze wezen het volk op hun zonden en deden een beroep op hun geweten. Soms met als resultaat dat het volk zich bekeerde e een dreigend oordeel va God werd uitgesteld.
  2. Ze zagen een verre toekomst en spraken over de komst en de regering van een verlosser, de Messias.

Dit spreken van de profeten was een werk van de Heilige Geest. David zegt bijvoorbeeld: De ​geest van de Heer​ sprak in mij, zijn woorden zijn op mijn tong. En hoe dikwijls leiden de profeten hun uitspraken in met “Zo zegt de Heer.
In het Nieuwe Testament gezegd, dat de Geest sprak bij monde van David en Jesaja, om maar een paar voorbeelden te noemen. En Petrus stelt vast:

10Wat de redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade​ die u ten deel zou vallen. 11Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was, doelde toen deze hun zei dat ​Christus​ zou lijden en daarna in Gods luister zou delen. 12Er werd hun geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u, en nu is deze boodschap u verkondigd door hen die u het ​evangelie​ hebben gebracht, gedreven door de ​heilige​ Geest​ die vanuit de hemel werd gezonden (1 Petrus 1:10-12).

Veranderingen in het werk van de Geest aangekondigd

Bij de woorden die de profeten door de Heilige Geest spraken, waren ook beloften over een toekomstige verandering in het werk van de Geest, als Israël zich tot God bekeert en de Messias aanvaardt.

  • Dan zal een nieuw verbond van kracht worden en de Geest zal uitgestort worden over alle Israëlieten (o.a. Jesaja 44:1-5). Uit het verband blijkt, dat er dan voldaan moet zijn aan bepaalde voorwaarden: bekering, gehoorzaamheid en geloof.
  • De Geest zal dan ook voor altijd gegeven worden: Mijn Geest … en mijn woorden … zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Here. (Jesaja 59:21).
  • De Heilige Geest zal wonen in de harten en het innerlijk van de mensen vernieuwen, zodat het leven met God geen “moeten” is, maar meer een “vanzelfsprekendheid”: Ik zal jullie een nieuw en een nieuwe geest geven, … Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen (Ezechiël 26:26-28).

Onder het oude verbond woonde God in een tempel van goud, zilver en kostbare stenen, maar onder het nieuwe verbond zal Hij door zijn Geest wonen in de harten van de gelovigen, die zijn tempel zullen zijn. Onder het eerste verbond stond Gods wil geschreven op stenen platen. Onder het tweede verbond schrijft de Heilige Geest Gods wil in de harten: “Dit is het ​verbond​ dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – ​spreekt de Heer: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun ​hart​ schrijven (Jeremia 31:31-34).

Symbolen van de Heilige Geest

Wind of adem

De woorden die de bijbel gebruikt voor de Geest van God, kunnen, zowel in het Hebreeuws als in het Grieks ook vertaald worden als “wind” of “adem”.
Bij de schepping blaast God de levensadem in de neus van de eerste mens, zodat hij een levende ziel, een levend wezen wordt. Later in de Bijbel groeit het besef, dat de mens meer nodig heeft dan “levensadem”. We hebben de Geest van het leven nodig.

Ezechiël ziet in een visioen het volk Israël. Het wordt uitgebeeld door een dal vol doodsbeenderen. Paulus spreekt op gelijke wijze over alle mensen: dood door hun misstappen en zonden. Ezechiël profeteert en zegt: Kom, o geest, en blaas in deze gedoden, zodat zij herleven. Hierop sluiten de woorden van Jezus aan in zijn gesprek met Nicodemus over de wedergeboorte: De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.

Ook het Nieuwe Testament gebruikt wind of adem beeldspraak om de Heilige Geest aan te duiden. Jezus zendt zijn discipelen uit door op hen te blazen, zeggend: Ontvang de Heilige Geest. Op de Pinksterdag van Handelingen 2 ging de uitstorting van de Heilige Geest gepaard met het geluid van een windvlaag.

Dit symbool laat zien dat de Heilige Geest leven brengt; het leven van God in een wereld waarin duisternis en dood heersen. We zien hem niet en kunnen hem niet beïnvloeden, maar merken zijn aanwezigheid op omdat Hij een krachtige uitwerking heeft op de levens van mensen.

Duif

Toen Jezus door Johannes in de Jordaan gedoopt werd, daalde de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Jezus neer.
Veel bijbelonderzoekers zien ook in de duif van Noach een beeld van de Heilige Geest. De zondvloed was Gods oordeel over een zondige wereld. Er was maar één plaats die veiligheid bood: de ark. Zoals de duif uit de ark werd losgelaten toen het oordeel (nagenoeg) voorbij was, zo is de Geest uitgezonden nadat op Golgotha het oordeel over de zonde is geveld. In een wereld waarin een raaf zich al snel thuis voelde, vond de duif geen plek om te rusten. Maar toen hij voor de tweede keer de ark verliet, kwam hij terug met een olijftak, beeld van de vruchtbaarheid na het oordeel.

Een duif staat symbool voor reinheid, zachtheid en tederheid. En met een vers takje in de snavel is hij het symbool voor de vrede geworden. Dit symbool toont ons de Heilige Geest die geestelijke vrucht voortbrengt in de levens van de gelovigen: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Galaten 5:22).

Olie

In het Nieuwe Testament is een aantal keren sprake van de zalving met de Heilige Geest.. Het wordt met een woord van Jesaja  gezegd van Jezus. Deze zalving was blijkbaar de bron  van zijn kracht.

In het Oude Testament werden profeten priesters en koningen gezalfd, alsmede alle voorwerpen in de tabernakel en tempel. Ze werden zo “geheiligd” – afgezonderd voor de dienst van God. Van de gelovigen in het Nieuwe Testament wordt gezegd, dat ze gezalfd worden. Dat zegt iets over onze positie – we zijn geroepen om

  • als “profeten” te getuigen van Jezus te zijn
  • als “priesters” God te aanbidden en om mensen bij God te brengen
  • in de toekomst met Christus als koningen te heersen.

De Heilige Geest werkt heiligend in de levens van gelovigen. Dat betekent zowel dat we “apart gezet” worden, om aan God toegewijd te leven, als ook dat door de Heilige Geest heiligheid een kenmerk van ons leven wordt.

Water

Water wordt enkele keren in de Bijbel gebruikt als een symbool van de Heilige Geest. Bij monde van Jesaja zegt God tot zijn volk: Ik zal water uitgieten op dorstige grond, waterstromen over het droge land. Ik zal mijn geest uitgieten over je nazaten en mijn zegen over je telgen (Jesaja 44:3).
Jezus gebruikte dit beeld om duidelijk te maken, hoe Hij het leven van degenen die in Hem geloven, zal vernieuwen.
Maar ook om aan te geven, dat wie in geloof leeft, zelf wordt als een bron die een verkwikkende invloed op z’n omgeving heeft.

Zegel en onderpand

Tot slot vergelijkt Paulus de Heilige Geest met een zegel en onderpand .
In Israël was een zegel een eigendomsbewijs. Een teken dat er een overeenkomst tot stand gekomen was. Wij die de Geest ontvangen hebben (op het moment dat we tot geloof kwamen), zijn verzegeld met de Heilige Geest, voor altijd het eigendom van Christus.
Tegelijk is de Heilige Geest ook een onderpand: een eerste aanbetaling, de garantie dat wat ons beloofd is, eens ten volle ons deel zal zijn.

Namen van de Heilige Geest

In het vorige artikel hebben we nagedacht over de Heilige Geest, die meer is dan een kracht die van God uitgaat. Hij is een persoon en Hij is (één van de openbaringsvormen van) God. In de Bijbel worden verschillende namen gebruikt om de Heilige Geest aan te duiden. Elk van die namen vertelt iets over de persoon of het werk van de Heilige Geest. Ik noem er een tiental.

De Geest

Deze naam (1 Tessalonicenzen 5:19) vertelt ons, dat de Heilige Geest behoort tot de wereld van de onzienlijke dingen. Hij is een persoonlijkheid zonder zichtbare vorm. De Bijbelse woorden voor Geest (‘ruach’ in het Oude, ‘pneuma’ in het Nieuwe Testament – wijzen daar ook op. Afhankelijk van de context kunnen die ook vertaald worden als ‘wind’ of ‘adem’.

De Geest van God

De Heilige Geest behoort wel tot de wereld van geestelijke wezens, maar is boven hen verheven, omdat Hij ‘God’ is. De Geest van God heeft deel aan het scheppingswerk (Genesis 1:2) en is almachtig, alomtegenwoordig en alwetend.

De Heilige Geest

Heiligheid is één van de fundamentele eigenschappen van God, in wie geen kwaad gevonden wordt. De Heilige Geest en zonde zijn twee tegengestelde krachten in onze levens (Galaten 5:17). Daarom worden we opgeroepen om leugen, woede en diefstal af te leggen, omdat we de Heilige Geest daarmee bedroeven (Efeziërs 4:25-30) en zijn werk belemmeren.

De Geest van Christus

De Heilige Geest is na de hemelvaart door Christus gezonden om het werk van de verlossing op aarde voort te zetten (Johannes 16:7). Zoals Hij als Geest van God bij de schepping betrokken was om leven voort te brengen, is Hij als Geest van Christus betrokken bij de herschepping om door de wedergeboorte nieuw leven voor te brengen.

De Eeuwige Geest

Deze naam (Hebreeën 9:14) wijst erop, dat de Heilige Geest zonder begin en zonder einde is. Als de bron van alle leven is Hij verheven boven het tijdelijke.

De Geest des levens

Een belangrijk werk van de Geest is het zichtbaar maken van het nieuwe leven. Hij transformeert gelovigen, zodat ze meer op Jezus gaan lijken om uiteindelijk uit de doden te herrijzen in onsterfelijkheid (1 Korintiërs 15:53,54).

De Heilige Geest van de belofte

God is trouw in het vervullen van zijn beloften. De Heilige Geest is van die beloften het zegel en de eerste aanbetaling (Efeziërs 1:13).

De Geest van het zoonschap

De Heilige Geest was betrokken bij onze wedergeboorte, waardoor we kinderen van God geworden zijn. Maar Hij is ook de Geest van het Zoonschap (Romeinen 8:15). Dat heeft betrekking op onze geestelijke groei en volwassenheid: we leren onze positie in Christus kennen en nemen verantwoordelijkheid om daarmee in overeenstemming te leven.

De Geest van de waarheid

Waarheid is in de Bijbel als wat God over Zichzelf en over de mens openbaart. Jezus zei: “Uw Woord is de waarheid” (Johannes 17:17). Jezus zelf wordt ook aangeduid als “de waarheid” (Johannes 14:6), omdat Hij ten volle laat zien, hoe God is. De Geest wordt de Geest van de waarheid genoemd, omdat Hij Christus openbaart en ons de woorden van God verklaart.

De Geest van wijsheid

De Geest van God is ook de Geest van wijsheid (Efeziërs 1:17), die ons kennis en geestelijk inzicht geeft; die ons Gods wil leert kennen (Kolossenzen 1:8).

 

In een volgend artikel overdenken we enkele van de symbolen die in de Bijbel gebruikt worden om de aard van het werk van de Heilige Geest te leren kennen.

Wie of wat is de Heilige Geest?

In de artikelen over het Koninkrijk van God wordt duidelijk gemaakt, dat Gods koninkrijk weliswaar in de toekomst op aarde gevestigd zal worden, maar vandaag de dag al zichtbaar kan worden door het werk van de Heilige Geest in gelovigen. In een paar artikelen willen we daar wat meer over nadenken.

De Heilige Geest is een persoon

Uit Handelingen 1:8 zou je kunnen afleiden, dat de Heilige Geest niets anders is dan de kracht van God die in ons werkt. Maar Hij is meer dan dat, Hij is een persoon. Een paar voorbeelden daarvan:

De Heilige Geest handelt als een persoon
Van de Geest wordt gezegd, dat Hij in ons woont (Johannes 14:6), dat Hij onderricht geeft en dingen in herinnering brengt (Johannes 14:26). Hij overtuigt mensen (Johannes  16:8), leidt, hoort en spreekt (Johannes 16:13). Hij zendt (Handelingen 13:4), laat dingen niet toe (Handelingen 16:6,7), Hij bidt (Romeinen 8:26), Hij deelt gaven uit (1 Korintiërs 12:8-11).

De Heilige Geest heeft de kenmerken van een persoon
Alleen van een persoon kan gezegd worden, dat hij een wil heeft (1 Korintiërs 12:11), kennis bezit (1 Korintiërs 2:11), liefheeft (Romeinen 15:30) en goed is (Nehemia 9:20).

De Heilige Geest kan als een persoon behandeld worden
Het is niet mogelijk om tegen een onpersoonlijke kracht de volgende acties te ondernemen: liegen (Handelingen 5:3), verzoeken (Handelingen 5:9), weerstaan (Handelingen 7:51), bedroeven (Efeziërs 4:30), smaden (Hebreeën 10:29), lasteren (Matteüs 12:31).

Het is duidelijk, dat, hoewel de Geest geen gestalte heeft zoals wij, Hij duidelijk een persoon is.

De Heilige Geest is God

De Heilige Geest is één van de openbaringsvormen van God. In de christelijke theologie kot het begrip: drie-eenheid voor, waarin we Vader, Zoon en Geest onderscheiden. In onze gedachten zijn we makkelijk geneigd om te denken, dat de aanduiding “God” van toepassing is op de Vader. Die staat dan bovenaan in de hiërarchie van de drie-eenheid. Daaronder staat dan Jezus, de Zoon van God en daaronder komt dan de Heilige Geest.

Maar als we het over God hebben, hebben we het over “de Vader, de Zoon en de Geest”. Ze openbaren zich op verschillende wijzen en hebben verschillende werkzaamheden. Maar al kunnen ze van elkaar onderscheiden worden, ze zijn niet van elkaar te scheiden. Johannes schreef: Wie in de Zoon gelooft, heeft ook de Vader. En: Wie de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Jezus zei over zijn relatie met de Vader: “U bent in Mij, en Ik ben in U” (Johannes 17:21). En als Hij zijn leerlingen een andere Trooster belooft, de Heilige Geest, zegt Hij, dat in de persoon van die Trooster “mijn Vader in Ik bij jullie zullen wonen” (Johannes 14:23). Door de Geest zijn wij dus opgenomen in de gemeenschap die er is tussen de Vader en de Zoon: “Ik ben in de Vader, jullie zijn in Mij en Ik ben in jullie” (Johannes 14:20).

De Geest was actief bij de schepping (Genesis 1:2). Maar ook bij alles wat Jezus deed, vanaf zijn geboorte (Lucas 1:35), het begin van zijn optreden als Messias (Lucas 4:18) en zijn offer aan het kruis (Hebreeën 9:14).

Hij wordt aangeduid als de Geest van God (Romeinen 8:9), de Geest van Jezus (Handelingen 16:7) en de Geest van Christus (Romeinen 8:9).

De Heilige Geest heeft goddelijke eigenschappen
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eigenschappen die aan de Heilige Geest worde toegeschreven bi God horen. Want Hij is alwetend (1 Korintiërs 2:10-11), alomtegenwoordig (Psalm 139:7), almachtig (Job 33:4; Psalm 104:30), eeuwig (Hebreeën 9:14).

Het werk van de Heilige Geest
Het werk van de Heilige Geest kan worden samengevat in twee woorden: leven en gemeenschap. Dat vind je al in Genesis 1:2, waar de Geest betrokken is bij het scheppen van leven op de aarde. En je vindt het opnieuw in het laatste hoofdstuk van de Bijbel (en daartussen ook wel een paar keer), waar de Geest zegt: “Wie dorst heeft kome en wie wil, neme het water des levens om niet” (Openbaring 22:17).

Christus heeft voor ons de weg tot God gebaand, maar het is de Geest die ons leidt in de persoonlijke omgang met God en ons een plaats geeft in de gemeenschap met Gods kinderen. Niet omdat het zijn werk is, maar omdat het zijn natuur is. Waar de Heilige Geest zich kan laten gelden, ervaren gelovigen de rijkdom van hun onderlinge eenheid.

Het licht kwam in de wereld

De eerste christenen hebben nooit Kerst gevierd. Het werd pas een officiële feestdag toen in de vierde eeuw keizer Constantijn het verbod op het christendom had opgeheven. Het was het feest van de incarnatie, de menswording van God.

Het christendom op het noordelijk halfrond en In de donkerste dagen van het jaar staat vanaf die tijd stil bij de geschiedenis van Jezus. Het begint hiermee: God is mens geworden. Wie Jezus ziet, ziet God. De onzienlijke God is zichtbaar geworden voor de wereld. Dat begon met een geboorte. In de donkerste jaren van het jaar begint er een nieuw jaar, maar is er ook een nieuw leven begonnen. De gedachte aan een geboorte doet bij veel mensen een snaar trillen.

Maar het Kerstverhaal begint met de vermelding van de machthebbers uit die dagen: de Romeinse keizer Augustus en diens vertegenwoordiger in Syrië, Quirinius. Maar in dit verhaal zijn zij slechts randfiguren en staan twee “laaggeplaatste”, gewone mensen centraal: Maria en Jozef. In hun levens begint het verhaal van God gestalte te krijgen.

Is de geboorte van Jezus zo bijzonder, dat we daar speciaal bij stil moeten staan? Alle mensen worden toch als kind geboren? Maar het gaat niet zozeer om de geboorte van Jezus, maar om het leven dat hij zou leiden. Jezus werd een leraar, een voorbeeld, maar bovenal een middelaar tussen God en de mensen. Zijn hele leven stond in het teken van Gods liefde. Bij alle keuzes die hij maakte, was Hij trouw aan de God van de liefde en liet Hij zich leiden door liefde. Ook al belandde Hij daardoor uiteindelijk aan het kruis. Maar al werd Hij overweldigd door de dood, de dood had niet het laatste woord. Want de symfonie van het leven van Jezus, begonnen met de prelude van Kerst, eindigt in een magistraal slotakkoord van Pasen, toen de kracht van het leven van Jezus zichtbaar werd in de opstanding.

Maar de prelude is ook zeker gedenkwaardig. Het thema wordt samengevat in de woorden van Johanns: “Het licht schijnt in de duisternis” (Johannes 1:5). Heeft men daarom gekozen de geboorte van Jezus in de donkere dagen van december te vieren? Het licht breekt door, en wie er oog voor heeft, ziet dat het kleine begin van Kerst, gevolgd door de zwarte doodsdreiging van de kindermoord in Betlehem en de kruisiging op Golgotha, tenslotte eindigt in de overwinning van de opstanding: de duisternis bleek geen macht te hebben over het licht van Jezus.

Kaarsen, oliebollen en cadeautjes

De maand december staat bekend als feestmaand. Met de bijbehorende decemberstress! Het Joodse volk viert een ander feest, Chanoeka. Als je er oppervlakkig naar kijkt, lijkt het wel een mix van de feesten die in ons land traditioneel gevierd worden: Sinterklaas, Kerst, de jaarwisseling.

Chanoeka

Dit feest, dat niet in de Bijbel. maar in de deuterocanonieke boeken voorkomt, gedenkt een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Israël: de reiniging en inwijding van de tempel en het herstel van de eredienst in het jaar 164 voor Christus.

Feest van de inwijding

In het jaar 164 voor Christus behaalden Joodse opstandelingen onder leiding van de Makkabeeën de overwinning over Antiochus IV Epiphanes. Hij was een koning uit het huis der Seluiciden, die regeerden over wat wij nu Irak, Syrië, Libanon en Israël noemen. Hij haalde zich de woede van de Joden on de hals door in de tempel van Jeruzalem een altaar van Baäl Hasjamaïm (Zeus) op te richten en daar een varken te offeren.

Na die overwinning wilden de Joden de tempel opnieuw aan God wijden. Een van de voorschriften was, dat er dag en nacht een kandelaar moest branden in het heiligdom. Daarvoor mocht alleen speciaal bereide en gewijde olie gebruikt worden.

Men vond echter maar een heel klein beetje van deze olie, genoeg om de kandelaar één dag te laten branden. De bereiding van nieuwe olie nam echter enige tijd in beslag. En gedurende deze tijd beleefden ze het wonder. Dat de olie niet opraakte.  Elke dag was er genoeg.

Achtarmige kandelaar

De priesters hadden acht dagen nodig om de heilige olie te bereiden. Daarom is het kenmerk van dit feest. de chanoukia, een achtarmige kandelaar, met daarbij nog, een beetje terzijde, een negende kaarsje als “dienaar”. ledere dag wordt eerst de “dienaar”’ aangestoken, waarmee vervolgens een ander kaarsje wordt aangestoken. Elke dag van her feest komt daar een kaarsje bij.

De belangrijkste gebruiken zijn:

  • het aansteken van kaarsjes in de chanoukia met gesproken zegeningen en zang,
  • het eten van soefganiot en latkes (in olie gebakken bollen en aardappelkoekjes). De olie verwijst naar de olie die niet opraakte.
  • het uitdelen van Chanouka-geld (chocoladegeld voor de kinderen) of gewoon cadeautjes
  • het spelen met de dreidel of sevivon (een vierkantig tolletje met Hebreeuwae letters).

Het feest begint na zonsondergang op de 24e dag van de Joodse maand Kislev. Dit jaar (2018) was dat van zondagavond 2 december tot maandagavond 10 december. Het is daarom ook wel te beschouwen als pendant van de lichtfeesten die wij kennen: Kerstfeest en het midwinterfeest dat in sommige streken gevierd wordt, of Santa Lucia in de Scandinavische landen.

Het koninkrijk van God in onze tijd

In het begin van het Nieuwe Testament wordt gezegd: het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Dat sluit aan bij de oudtestamentische profetieën die beloven dat er een koning in Jeruzalem zal regeren over Israël en alle andere volken. Die gedachte spreekt ook uit de woorden van Jezus – al of niet in de vorm van gelijkenissen gesproken.

Profetie zonder vervulling?

Jezus zelf wordt gepresenteerd als de Koning in wie de profetieën omtrent de Messias in vervulling gaan. Als Johannes de Doper zich afvraagt of Jezus wel echt de Messias is, wijst Jezus op wat er gebeurt: “blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het ​evangelie. En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.” Dat is precies wat volgens Jesaja 35:5,6 zal gebeuren, als Gods Verlosser komt.

Er lijkt een kink in de kabel gekomen te zijn, want Jezus is tijdens zijn leven geen koning geworden. En na zijn opstanding uit de doden heeft Hij ook niet als koning op aarde geregeerd. Hij ging naar de hemel. Hoe zit het nu met Gods Koninkrijk op aarde?

Verkeerd begrepen?

Jezus’ leerlingen hadden verwacht dat hij in plaats van te sterven zou  worden uitgeroepen tot Koning over Israël. Hun ontreddering toen dat niet gebeurde en Hij in zelfs stierf, kunnen we ons goed voorstellen. Maar nu Hij sterker blijkt dan de dood en opstond uit het graf, verwachten de discipelen, dat het beloofde Koninkrijk van God nu wel zal aanbreken. Die verwachting is nog versterkt, doordat Jezus 40 dagen de tijd nam om met zijn leerlingen over dat Koninkrijk te spreken en hen de Bijbelse geschriften te verklaren. Als Jezus zegt, dat zeer binnenkort de belofte van de Vader in vervulling zal gaan, denken ze dat Hij binnen afzienbare tijd Koning zal worden. Maar Hij zegt dan niet, dat ze hem verkeerd begrepen hadden.

Uitgesteld

Jezus zegt ook niet, dat Hij niet echt koning zal worden. Of dat God zijn Koninkrijk niet op aarde zal vestigen. Of dat de Messias niet zal komen om in Jeruzalem koning te zijn. Of dat de christenen Gods Koninkrijk maar dichterbij moeten brengen door te werken aan een betere aarde en te streven naar wereldvrede.
Dat zijn volgelingen zich zullen inspannen om goed te doen, spreekt wel voor zich. Maar dat betekent niet, dat er geen plaats meer is voor de verwachting die het Joodse volk eeuwen had gekoesterd. Jezus zegt alleen dat er binnenkort een andere belofte in vervulling zal gaan – de doop met de Heilige Geest.

Die andere grote belofte, over zijn koningschap, zal (veel?) later in vervulling gaan, op een tijdstip dat de Vader heeft vastgesteld, maar niet bekendgemaakt.

Leven in de tussentijd

Eigenlijk had Jezus al eerder laten doorschemeren, dat de geschiedenis zo’n dramatische wending zou nemen. In een gelijkenis vertelt Jezus over een heer die een wijngaard bezat. Hij stuurde zijn knechten om de opbrengst van de wijnbouwers in ontvangst te nemen, maar ze mishandelden, doden en stenigden hen. Uiteindelijk stuurde de heer zijn zoon, menend dat ze voor hem wel ontzag zouden hebben, maar ook, of juist hij werd gedood (Matteüs 21:33-40).
Wie herkent in de gelijkenis niet het bijbelverhaal: de heer beeldt God uit, Israël de wijngaard; de knechten staan voor de profeten en de zoon voor de Zoon van God.

Een andere gelijkenis, verteld toen Jezus’ leerlingen speculeerden over de komst van gods koninkrijk, gaat over iemand van hoge geboorte, die een verre reis onderneemt om het koningschap in ontvangst te nemen. De reis zal lang duren en tijdens zijn afwezigheid komen de burgers in opstand. Ze sturen hem een boodschap achterna: “We willen deze man niet als koning”. Maar voor hij vertrok, had hij zijn knechten opgedragen en de mogelijkheden gegeven om zijn bezit te beheren (Lucas 19:11-15). Je herkent het verhaal zo: Jezus, van hoge geboorte, is naar de hemel gegaan om het koningschap in ontvangst te nemen. In afwachting van zijn terugkeer leven zijn volgelingen in een vijandige wereld.

Verwachtend

Christenen leven dus in de verwachting van de komst van de Koning en zijn Koninkrijk. En wie Handelingen doorleest, ontdekt dat de apostelen voortdurend over dat Koninkrijk hebben gesproken. Een Koninkrijk dat er nog niet is, maar wel komt als de Koning terugkeert naar de aarde.

Ondertussen worden degenen die in Jezus geloven, aangeduid als burgers van een rijk in de hemelen. In hun leven zullen de waarden en de kracht van dat Koninkrijk zichtbaar worden. Ze zullen niet opvallen door te voldoen aan alle regels die bij een streng godsdienstig leven horen. Nee, het Koninkrijk zal zichtbaar worden in het werk van de Heilige Geest in de gelovigen. Hij zal hen innerlijk veranderen, zodat hun levens de kenmerken van het Koninkrijk dragen: vreugde, vrede en gerechtigheid, terwijl ze uit de hemel de Koning verwachten, die alles tot volheid zal brengen.

 

De geschiedenis van Gods Koninkrijk

Aan het begin van zijn loopbaan vertelt Jezus dat het koninkrijk van God, nabij is. Dezelfde boodschap, die ook Johannes de Doper kort daarvoor verkondigd had. Dat koninkrijk van God, ook wel aangeduid als Koninkrijk der hemelen, komt steeds terug in het evangelie en ook in de nieuwtestamentische brieven. Maar wat wordt daarmee nu precies bedoeld? Daarom eerst maar een korte geschiedenis van het Koninkrijk van God.

Het begin

De Bijbel begint er niet mee, en toch is het plan van God vanaf de schepping geweest, om zijn koninkrijk op aarde te vestigen. Jezus laat in gelijkenis de Mensenzoon zeggen, dat het koninkrijk al vanaf de de schepping voor de mensen bestemd is.

In het Oude Testament wordt dit koninkrijk voor het eerst genoemd bij de uittocht van Israël uit Egypte. Die uittocht zou je de geboorte van de natie Israël kunnen noemen. Daarbij roept Mozes God tot koning uit met de woorden: ‘De Heer is ​koning​ voor eeuwig en altijd!‘.

De troon van God

Israël heeft niet altijd die belijdenis van Mozes hooggehouden. Zij wilden een mens als koning: “Benoem liever een koning om ons te besturen, zoals alle andere volken er een hebben”. Daarmee verwierpen zij God als koning. Toch bleef God trouw aan zijn volk. Uiteindelijk werd David, een man naar Gods hart, koning. Hij en zijn zonen na hem, regeerden op de troon van de Heer. En God beloofde dat in de verre toekomst een nakomeling van David, voor eeuwig over Israël en alle andere volken zou regeren.

De komst van de Koning

Het Nieuwe Testament beschrijft de komst van de Messias, Gods koning. Want met de komst van Jezus was de oprichting van dat eeuwig koninkrijk wel heel dichtbij gekomen. Maar het ongelofelijke gebeurde: de laatste zoon van David, de Zoon van God, vond maar weinig gehoor. Zelfs zijn volgelingen realiseerden zich nauwelijks, dat deze Jezus dezelfde was als de Heer in het Oude Testament. Als God werd Hij verworpen om koning te zijn, maar nu werd Hij ook als mens afgewezen (vgl. Lucas 19:12-14).

De komst van het Koninkrijk

De belofte van God aan Israël was: de Messias zal vanuit Jeruzalem regeren over Israël en alle volken, die dan ook jaarlijks naar Jeruzalem zullen komen om met Israël de feesten van de Heer te vieren. Die belofte is in de tijd van het Nieuwe Testament niet in vervulling gegaan. Maar ze is ook niet herroepen.

De beloften aan Israël vertellen ook van de komst van de Messias in grote macht en heerlijkheid, voorafgaand aan een ongekende tijd waarin gerechtigheid en vrede de aarde vervullen. Jezus vertelt in zijn “rede over de laatste dingen” dat die beloften vervuld zullen worden bij de komst van de Zoon des Mensen, zijn eigen “wederkomst” (Matteüs 24). Blijkbaar is de komst van Gods Koninkrijk uitgesteld.

In volgende artikelen zullen we verder nadenken over Gods Koninkrijk in onze tijd, waarin de Messias-Koning wacht tot alles aan zijn voeten onderworpen wordt.

Korte geschiedenis van Gods Koninkrijk

Aan het begin van zijn loopbaan vertelt Jezus dat het koninkrijk van God, nabij is. Dezelfde boodschap, die ook Johannes de Doper kort daarvoor verkondigd had. Dat koninkrijk van God, ook wel aangeduid als Koninkrijk der hemelen, komt steeds terug in het evangelie en ook in de nieuwtestamentische brieven. Maar wat wordt daarmee nu precies bedoeld? Daarom eerst maar een korte geschiedenis van het Koninkrijk van God.

Het begin

De Bijbel begint er niet mee, en toch is het plan van God vanaf de schepping geweest, om zijn koninkrijk op aarde te vestigen. Jezus laat in gelijkenis de Mensenzoon zeggen, dat het koninkrijk al vanaf de de schepping voor de mensen bestemd is.

In het Oude Testament wordt dit koninkrijk voor het eerst genoemd bij de uittocht van Israël uit Egypte. Die uittocht zou je de geboorte van de natie Israël kunnen noemen. Daarbij roept Mozes God tot koning uit met de woorden: ‘De Heer is ​koning​ voor eeuwig en altijd!‘.

De troon van God

Israël heeft niet altijd die belijdenis van Mozes hooggehouden. Zij wilden een mens als koning: “Benoem liever een koning om ons te besturen, zoals alle andere volken er een hebben”. Daarmee verwierpen zij God als koning. Toch bleef God trouw aan zijn volk. Uiteindelijk werd David, een man naar Gods hart, koning. Hij en zijn zonen na hem, regeerden op de troon van de Heer. En God beloofde dat in de verre toekomst een nakomeling van David, voor eeuwig over Israël en alle andere volken zou regeren.

De komst van de Koning

Het Nieuwe Testament beschrijft de komst van de Messias, Gods koning. Want met de komst van Jezus was de oprichting van dat eeuwig koninkrijk wel heel dichtbij gekomen. Maar het ongelofelijke gebeurde: de laatste zoon van David, de Zoon van God, vond maar weinig gehoor. Zelfs zijn volgelingen realiseerden zich nauwelijks, dat deze Jezus dezelfde was als de Heer in het Oude Testament. Als God werd Hij verworpen om koning te zijn, maar nu werd Hij ook als mens afgewezen (vgl. Lucas 19:12-14).

De komst van het Koninkrijk

De belofte van God aan Israël was: de Messias zal vanuit Jeruzalem regeren over Israël en alle volken, die dan ook jaarlijks naar Jeruzalem zullen komen om met Israël de feesten van de Heer te vieren. Die belofte is in de tijd van het Nieuwe Testament niet in vervulling gegaan. Maar ze is ook niet herroepen.

De beloften aan Israël vertellen ook van de komst van de Messias in grote macht en heerlijkheid, voorafgaand aan een ongekende tijd waarin gerechtigheid en vrede de aarde vervullen. Jezus vertelt in zijn “rede over de laatste dingen” dat die beloften vervuld zullen worden bij de komst van de Zoon des Mensen, zijn eigen “wederkomst” (Matteüs 24). Blijkbaar is de komst van Gods Koninkrijk uitgesteld.

In volgende artikelen zullen we verder nadenken over Gods Koninkrijk in onze tijd, waarin de Messias-Koning wacht tot alles aan zijn voeten onderworpen wordt.

Wat is Gods koninkrijk?

In de evangeliën spreekt Jezus geregeld over het ‘koninkrijk van God’ of het ‘koninkrijk van de hemelen’. Wat bedoelt Jezus nu met dat koninkrijk? Daar zijn, zoals je kunt verwachten, nogal verschillende opvattingen over…

Koninkrijk = Israël?

Sommigen zeggen: “Het koninkrijk van God was van het begin af Gods doel met de aarde. Aanvankelijk waren er enkelingen die God toegewijd waren, zoals Adam, Seth, Noach, Sem, Abraham en hun nakomelingen. Maar bij de uittocht van de Israëlieten uit Egypte was kreeg het koninkrijk gestalte in een volk (Israël) en iets later een land.

Voor deze visie op het koninkrijk pleit dat Mozes bij de doortocht door de Rode Zee Gods koningschap proclameerde (Exodus 15:18). Problematisch is dat Johannes de Doper en Jezus het Koninkrijk bekendmaken als iets dat nabij is en in de persoon van Jezus, de Koning, onder de mensen is gekomen.

Koninkrijk = de kerk?

Weer anderen menen dat de kerk de uiting van het koninkrijk is. Voor de een begon die kerk al bij Adam, voor de ander bij Pinksteren. Die kerk moet groeien, totdat ze de gehele aarde vervult.

Voor deze visie pleit dat de Bijbel inderdaad van gelovigen zegt dat zij als koningen zullen heersen (Openbaring 5:10). Je kunt zelfs de conclusie trekken dat de kerk de sleutels van het Koninkrijk beheert. Daar tegenover staat, dat Paulus dit koningschap van gelovigen ziet als iets toekomstigs. Hij koppelt het net las Johannes eerder aan de terugkeer van Jezus.

Koninkrijk = in de toekomst?

Het koninkrijk gaat alleen over de toekomst, zegt weer een andere groep. Als Jezus terugkeert zal hij het koningschap op zich nemen en zijn rijk van 1000 (letterlijke of symbolische) jaren oprichten.

Geen gekke gedachte: Openbaring spreekt bijvoorbeeld over het ‘Woord van God’ dat uit de hemel komt en duidt dit Woord ook aan als ‘Hoogste Heer en koning‘. Naar dat koningschap verlangden de eerste christenen ook. Ze vroegen immers aan Jezus wanneer hij het koningschap voor Israël zou herstellen (Handelingen 1:6). Tegelijkertijd roept het vragen op: de apostel Paulus merkt op, dat Gods koninkrijk ook in zijn tijd opgemerkt wordt.

Het koninkrijk = hier en nu!

De christenen waren optimaal voor deze taak toegerust. God zelf was in hun leven binnengekomen – we noemen dat ‘de heilige Geest’ – als een bron van kracht waaruit zij mochten putten om liefdevol en barmhartig te zijn, voor elkaar en voor alle mensen. God wil ons leren om goed voor elkaar te zijn, meelevend en vergevingsgezind . Waar zo gerechtigheid, vrede en vreugde verspreid worden, is het Koninkrijk van God zichtbaar.

Het is als met het opgaan van de zon. Al voordat de zon zichtbaar is, is de horizon verlicht door de eerste zonnestralen, die aarzelend de kou van de nacht verdrijven en een nieuwe dag beloven. De zon zelf is nog wel aan het oog onttrokken, maar we verwachten zijn opgang en verlangen naar de volle warmte die de zon verspreidt als hij in al zijn glorie zichtbaar wordt.

Het koninkrijk van God is nabij! Het komt. En het is er al een beetje.

In een volgend artikel belichten we de geschiedenis van het Koninkrijk. 

foto: Er gloort een nieuwe dag

Het werk van de Heilige Geest

Het jaarthema van de Ichthusgemeente is: Het werk van de Heilige Geest. Dit wordt ondersteund door de jaartekst Efeziërs 3 vers 16: “Ik bid dat God jullie diep van binnen kracht wil geven door Zijn Geest”.

Om dit thema meer te belichten en praktisch te maken, worden er enkele studieavonden georganiseerd, namelijk op zondagavond 4 en 18 november. Kees de Vlieger van de stichting Kerygma  zal deze avonden leiden.

Het worden interactieve avonden waarop we samen zullen ontdekken wat de bijbel ons vertelt over de Heilige Geest en hoe wij met en door Hem leven.

In januari volgt nog een  derde avond om het geleerde nog meer uit te diepen.

De avonden worden door de Ichthusgemeente georganiseerd, maar staan ook open voor belangstellenden van buiten deze gemeente. Wil je deze avonden volgen geef je dan op door een mailtje te sturen naar secretaris@ichthusculemborg.nl.

Studieavonden over het werk van de Heilige Geest
data 4 en 18 november 2018
tijd zaal open 19:00 uur, start programma: 19:30 uur
plaats Aula van de Koningin Julianaschool
aanmelding wordt op prijs gesteld, mail secretaris@ichthusculemborg.nl

Meer over Kerygma

afbeelding: Free photo © Publicdomainphotos | Dreamstime.com ID 124708710

Israël: volk en staat

Israël vanuit historisch en bijbels oogpunt

In de Bijbel wordt de geschiedenis van Israël beschreven: God heeft uit Abraham een volk laten ontstaan, dat hij zijn eigen volk noemt. Ze zijn geroepen om met God te wandelen en Gods naam over de aarde uit te dragen. Daarom is het haast vanzelfsprekend, dat wie God liefhebben, sympathie of zelfs liefde heeft voor het volk waaraan God zijn eeuwige liefde verklaart.

Gods land

Voor dit volk heeft God een land uitgekozen, dat hij “mijn land” noemt. Dat land heeft hij niet in eigendom aan zijn volk gegeven. Ze mochten er wonen en het gebruiken. In bruikleen. Maar het bleef Gods land, waarin zij onder  voorwaarden mochten wonen, maar waaruit Hij hen bij overtreding van die voorwaarden zou wegrukken.

De Israëlieten bleken géén waardige bewoners te zijn en er is een einde gekomen aan de staatkundige onafhankelijkheid van Israël. Dit gebeurde rond 600 voor Christus, de tijd waarin Nebukadnessar Jeruzalem innam en het merendeel van de Israëlieten in ballingschap voerde.

Vreemde overheersing

Hoewel er sinds die tijd Joden in Israël hebben gewoond – ten tijde van de kruistochten ernstig geminimaliseerd door toedoen van de kruisridders – is er tussen de tijd dat Nebukadnessar Jeruzalem innam (rond 600 v. Chr) tot 1948 geen compleet zelfstandige Joodse staat geweest. Ook niet in de tijd van het Nieuwe Testament. De werkelijke machthebbers woonden elders: Babel, Perzië, Griekenland, Rome, Byzantium, Moslims, Kruisridders, Ottomaanse rijk. Alleen in bepaalde periodes werd de Joden in beperkte mate een soort autonomie toegestaan.
Uit de diverse ballingschappen zijn wel Joden teruggekeerd naar het land van hun vaderen, maar de meesten zijn in de diaspora (verstrooiing) blijven wonen. Wel wensen ze elkaar bij het Joodse nieuwjaar: “tot volgend jaar in Jeruzalem”, maar ze maken niet echt plannen om terug te keren. De basis van die groet is de hoop, dat de Messias spoedig zal komen …

Op zoek naar een land

Het politieke zionisme, een seculiere beweging, streefde naar een eigen Joodse staat, niet noodzakelijkerwijs in Palestina. Er werd gedacht aan Oeganda, Argentinië of Brits Guyana. Zelfs in 1946 was er nog een optie om in Suriname een Joods thuisland te vestigen. Maar ondertussen was Palestina wel steeds nadrukkelijker in beeld gekomen. In de 18e en 19e eeuw trokken sporadisch kleine groepen Joden, vaak onder leiding van een rabbijn, uit de diaspora naar Palestina in de hoop daar een beter bestaan te vinden.

Joodse migratie

Aan het eind van de 19e eeuw kwam de Joodse immigratie pas echt op gang omdat velen de vervolgingen in Oost-Europa ontvluchtten. Het was een socialistische zionistische beweging die in het nieuwe land socialistische en communistische idealen nastreefde (kibboets).

Een Joodse staat kwam in beeld door de Balfour-verklaring tijdens WO1, het mandaat dat de Volkerenbond in 1922 aan Groot-Brittannië gaf en het besluit van de Verenigde Naties in 1947 om Palestina te verdelen tussen Joden en Arabieren om zo de Joden een eigen nationaal tehuis te geven. Daar hebben zelfs Arabische staten, bijvoorbeeld koning Feisal van Saoedi Arabië, aan meegewerkt. Dit leidde in 1948 leidde tot het uitroepen van de staat Israël.

Palestijnen

De bevolking van Palestina werd aangeduid als Palestijnen – zowel de Arabische als de Joodse bevolking. Pas na de Zesdaagse oorlog in 1967 worden met deze term alleen de Arabieren aangeduid. Een deel van deze Palestijnen bestaat uit (boeren-)families die al eeuwenlang in dit gebied wonen. Een belangrijk deel van hen is oorspronkelijk afkomstig uit de omringende Arabische landen. Omdat de Joodse bevolking tussen 1880 en 1947 sterk toenam en de werkgelegenheid en welvaart toenamen (= aantrekkelijk), zijn ze om economische redenen naar de Joodse gebieden geëmigreerd. Sinds 1969, vijf jaar na de oprichting van de PLO, worden de Palestijnen als volk erkend door de VN.

De staat Israël in bijbels perspectief

Hoewel orthodoxe Joden tegen het zionisme en de staat Israël zijn – in hun ogen kan er pas sprake zijn van een Joodse staat als de Messias komt – zien veel christenen in het ontstaan van de staat Israël Gods hand en de vervulling van eeuwenoude profetieën. Dat zou zo kunnen zijn – er gebeurden inderdaad ongelofelijk dingen. Maar er zijn ook argumenten om dat niet zo te zien, zoals Exodus 34:24b – tijdens de feesten van Israël hoeven zij zich geen zorgen te maken over een vijandelijke aanval. Dat gold duidelijk niet bij de JomKippoer-oorlog in 1973.

Recht op het land?

Nog lastiger wordt het als het bestaan van Israël verdedigd wordt met als argument: ze hebben er recht op, want zij woonden er 3000 jaar geleden al. Dat klinkt heel valide, maar je kunt de geschiedenis van 3000 jaar niet zo maar uitwissen. Voordat David 3000 jaar geleden Jeruzalem innam, woonden er ook al mensen. En nadat Jeruzalem gevallen is in 135 zijn er anderen de baas geworden. Plus dat het volk Israël haar bruikleen van het landgebied lang geleden verspeeld heeft (met de bevestiging daarvan rond 600 v. Chr. overname door Nebukadnessar).

Zoals de heerschappij over Nederland van de Batavieren overgegaan is op Friezen, Franken en Saksen, en daarna op achtereenvolgens Hollandse graven, Spaanse koningen en Franse keizers, voordat er een Nederlands koninkrijk ontstond, dat ook weer makkelijk plaats had kunnen maken voor een Duits Reich. Op grond van welke overweging zouden aan één van deze volkeren rechten op het land kunnen worden toegekend? Zo’n historisch recht kun je niet zomaar opeisen, zeker niet als er eeuwen verlopen zijn en de geschiedenis nieuwe situaties geschapen heeft.

De belofte

Een ander problematisch argument is: God heeft beloofd om hun dit land te geven. Dat is waar, maar als God het hun uiteindelijk geeft, zal hij ook de problemen met de overige volken oplossen. De vraag hoe God zijn bedoeling met zijn volk gaat bereiken, is aan hem zelf om te beantwoorden en uit te werken. Niet aan ons, Joden, christenen, gelovig of ongelovig. Aan ons is het om te vertrouwen op Gods belofte, hopen en uitzien naar de vervulling ervan.

Legitimatie van de staat Israël

Er is maar één legitimatie voor het bestaan van de staat Israël: de internationale gemeenschap is na een langdurig proces overeengekomen, Israël een nationaal tehuis te geven, in 1948. Helaas is er sinds die tijd voortdurend gedoe over de verdeling van het land tussen Arabieren en Israël. En ook de manier waarop de inwoners van dat land met elkaar omgaan en hoe het land en haar buren met elkaar omgaan, is in de internationale politiek voortdurend een heet hangijzer.

Christenen en Israël

Wie God liefheeft en in de Bijbel leest over de liefde van God voor Israël, bijvoorbeeld in Jeremia 31:3 (Ik heb je altijd liefgehad, mijn liefde zal je altijd vergezellen) of  Jesaja 43:4 (Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en ik houd zo veel van je) , moet als het ware wel vanzelf liefde koesteren voor dit volk.
Maar God vroeg zijn volk wel om recht en gerechtigheid lief te hebben. Zo goed als de Israëlieten zorg moesten dragen voor weduwen en wezen, moesten ze dat ook voor de vreemdeling die in hun land woonde (Deuteronomium 14:29). Vreemdelingen moesten op dezelfde wijze behandeld worden als de Israëlieten (Leviticus 24:16, 22).
We beseffen dat het voor de Israëlische regering vreselijk moeilijk is om de veiligheid te handhaven in een land waar een paar gewelddadige groeperingen opereren. Daarbij mag ze kunnen rekenen op onze onvoorwaardelijke steun. Maar als we Israël liefhebben, mogen we ook niet nalaten de machthebbers in Israël aan te spreken op het feit dat de God van Israël ook aan de vreemdelingen in hun midden, de niet Joodse bewoners van het land, rechten gegeven heeft.

Vraag om vrede voor Jeruzalem

Israël en de situatie in de Gazastrook zijn regelmatig in het nieuws. Vrede in het Midden-Oosten lijkt verder weg dan ooit. Tegelijkertijd staat de Bijbel vol met beloften over een vredige toekomst voor het Joodse volk in een land dat God hen geven zal. Hoe ga je hier nu als christen mee om? 

Wijsheid nodig

Het is te gemakkelijk om in één van beide partijen in het Midden-Oosten-conflict als degene die het conflict veroorzaakt of in stand houdt. In beide kampen zijn “duiven”en “haviken”. En het is ook niet reëel om te denken, dat wij hier – op veilige afstand – de oplossing voor de problemen daar kunnen bedenken.

De Bijbel geeft ons wel een paar belangrijke handvatten. Allereerst een diepzinnig advies: Vraag om vrede voor Jeruzalem. Dat lijkt me voor christenen een goed startpunt: praat met God over de problemen die Gods volk met haar buren heeft.
Ik noem dit een diepzinnig advies, omdat je door te bidden om vrede, ten diepste ook zegt, dat je eigen oplossingen ontoereikend zijn, dat er menselijkerwijs gesproken geen oplossing is. Dat je hoopt op een ingrijpen van hogerhand. Maar misschien is het nog wel meer een vraag om wijsheid. Wijsheid om nieuwe wegen te ontdekken, om voor Joden en Palestijnen nieuwe vergezichten te schilderen en hen moed te geven. De moed om het haast onmogelijke te doen: vijanden de hand te reiken.
De kans is groot, dat dit pas tot stand komt als er door één of beide partijen van hogerhand gegeven bronnen van wijsheid aangeboord worden. Maar het hoeft ons er niet van te weerhouden te werken aan een verandering van houding ten opzichte van elkaar.


“Praat met God over de problemen die Gods volk met haar buren heeft”


Vredestichters
Als christen zou ik ook willen beginnen met luisteren naar Jezus: Zalig zijn de vredestichters. In het verlengde daarvan zegt de Paulus, dat wij zelfs een bediening van verzoening hebben. In de context gaat het primair over mensen die met God verzoend moeten worden, maar het sluit het streven naar verzoening tussen vijanden zeker niet uit.

Om vrede te kunnen stichten, is het belangrijk om beide partijen te horen. Een beetje zoals het gegaan is in Zuid-Afrika waar de Waarheid- en Verzoeningscommissie iedereen de gelegenheid gaf te vertellen wat de ander(en) hem/haar had(den) aangedaan. De wederzijdse erkenning van het aangedane onrecht kan het startpunt zijn van de verdere zoektocht naar een manier om naast elkaar te leven en met elkaar om te gaan, al zal er tijd nodig zijn om wederzijds vertrouwen te doen groeien.

Het voordeel van zo’n gesprek is, dat het plaatje klein wordt. Het gaat dan om mensen en niet om het grote politieke idee (standpunt) of de religieuze opvattingen. Die grote zaken kunnen moeilijk tot elkaar komen. Ze zijn als molenstenen die langs elkaar schuren, waartussen mensen vermorzeld worden. Zeker als ‘haviken’ het voor het zeggen hebben, fanatici die hun visie met geweld aan anderen opdringen.

Niet gemakkelijk, maar ook niet onmogelijk

Als mensen gewoon als mensen met elkaar praten zonder het gewicht van een molensteen om hun nek, kunnen ze wegen vinden om elkaar ruimte te geven. Dan zal men wegen zoeken om met verschillende opvattingen naast elkaar te leven. En gelukkig zijn er in Israël en in de Palestijnse gebieden zulke initiatieven, waarbij Joden, moslims en christenen betrokken zijn.

Ze bevinden zich zeker niet in een gemakkelijk proces, maar het is ook niet onmogelijk om elkaar als mens te ontmoeten. Als christenen willen we graag zulke vredestichters zijn. Dergelijke initiatieven om met elkaar in gesprek te zijn, om te weigeren de ander als vijand te zien, zullen we dan toch van harte ondersteunen en erin participeren?