Herders of herauten?

God houdt het klein

Of je nu een nieuw product op de markt brengt, of een film of theaterproductie, je doet altijd hetzelfde: je zet een grote reclamecampagne op en je probeert belangrijke personen in de media in te schakelen om bekendheid aan je product te geven. Het Kerstfeest laat zien, dat God de dingen anders aanpakt.

Het zit al in de lofzang van Maria verborgen: “Heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen” (Lucas 2:52,53).

Hoofd- en bijrollen

Maar het wordt helemaal duidelijk, als de Romeinse keizer en zijn onderkoning in Jeruzalem tot figuranten gemaakt worden in het kerstverhaal. Zonder dat de keizer er erg in heeft, wordt hij gebruikt om Jozef en Maria op het juiste moment in Betlehem te brengen, waar hun kind geboren moet worden. En ook koning Herodes figureert in het verhaal, door de wijzen de weg te wijzen, naar de Koning, die hijzelf nooit te zien zal krijgen.

Tegenover deze hooggeplaatsten staan herders. Eenvoudige lieden, ruw volk, niet erg in aanzien bij hun tijdgenoten. Niet alleen worden zij bezocht door engelen en horen ze als eersten over de geboorte van de Koning der koningen, ze krijgen ook de opdracht om die boodschap wereldkundig te maken. Wij zouden er anderen voor uitkiezen, mensen die van PR kaas gegeten hebben, die daarvoor opgeleid zijn, die goed liggen bij het grote publiek.

Weerloos

Zo gaat het in het evangelie verder. Van Jezus was gezegd, dat hij het was die het volk (en alle andere volken) zou redden van hun zonden (Matteüs 1:21). Maar hij zou dat niet doen vanuit een positie van macht en aanzien. Hij werd geboren in een stal en zou aangeduid worden als het Lam van God, dat de zonden der wereld wegneemt (Johannes 1:29). En als een weerloos schaap werd hij naar de slacht geleid. Maar zo droeg hij de schuld van velen en nam hij het voor zondaars op (Jesaja 53:7,12).

Dwaas

Paulus zou zeggen, dat Gods methode weliswaar dwaas is in de ogen van mensen, maar tegelijk veel effectiever dan alle menselijke wijsheid en inspanningen bij elkaar (1 Korintiërs 1:21-25). Hij kiest ervoor om het zwakke te gebruiken. Maar wie zich zwak weet, kan juist bruikbaar zijn in Gods werk om de boodschap van redding en vrede uit te dragen omdat God aan zulke mensen een open deur geeft (Openbaring 3:8).

God koos er niet voor om het nieuws van Jezus’ geboorte, noch dat van zin dood en opstanding, van de daken te schreeuwen. Hij koos eenvoudige mensen uit – herders, vissers – die eenvoudig aan ieder die het horen wilde vertelden, wat ze gezien hadden, of eigenlijk: wie ze gezien hadden!

Vrijgevig

Wat een bemoediging zit hierin. Soms zou ik willen, dat ik grote verhalen kon vertellen over wat God voor iedereen zichtbaar in mijn leven doet. Wat zou ik graag een stadion vol mensen willen toespreken en door mijn redenaarstalent willen bewegen om in Jezus te geloven. Ik zou de fantasie willen hebben om een aansprekende actie te ontketenen, waarmee in één keer iedereen in mijn woonplaats of in het hele land het evangelie zou horen, begrijpen en willen omarmen. Al zitten er allerlei haken en ogen aan zulke wilde plannen, het is natuurlijk een prachtige droom, die misschien wel ontspruit uit de goedgeefsheid van God, die wil dat alle mensen gered worden.

Laat je hart spreken

Maar de Heer zegt: “Ik houd van wat in de ogen van mensen klein, onaanzienlijk, zwak is – dat wil Ik gebruiken”. Dat geeft mij moed: niet mijn kracht, niet mijn inspanningen, maar Gods Geest. Het hart van de ander is het best te bereiken, als ik klein word, zo klein, dat die ander in mijn hart, in mijn leven kan kijken en de uitwerking van Gods liefde ziet. ’t Is net als bij de herders en nog meer bij de vissers: het verhaal dat ze Jezus ontmoet en in hun hart gesloten hadden, had in zichzelf voldoende kracht. Het is een verhaal, dat eigenlijk alleen van hart tot hart doorgegeven kan worden!

Midden in de winternacht …?

De geboorte van Jezus

Op 25 december vieren wij Kerst en staan wij stil bij de geboorte van Jezus. Is Jezus ook echt geboren op deze dag? De Bijbel vermeldt immers de geboortedatum van Jezus niet.

Inderdaad, Jezus is naar alle waarschijnlijkheid niet in december geboren. Het weer in Bethlehem is in die tijd van het jaar koud en guur. Geen weer voor de herders om ’s nachts in het veld te vertoeven. De datum van Jezus’ geboorte weten we gewoon niet. ’t Ging de bijbelschrijvers duidelijk niet om de datum, maar alleen om het feit, dat Jezus geboren is.

De oude kerk heeft – eeuwen geleden – deze periode gekozen om een tegenwicht te bieden aan het heidense midwinterfeest. Dat feest was gewijd aan de zonnegod Sol Invictis, de overwinnende zon, die aan z’n jaarlijkse opmars begon. Opmerkelijk is, dat ook het Jodendom in deze periode een lichtfeest viert, Chanoeka, dat de wonderbaarlijke terugkeer van het licht in de tempel gedenkt. De christelijke kerk richtte de aandacht op het licht van Gods Zoon, dat in een duistere wereld is gaan schijnen (lees Jesaja 9:1).

Een reconstructie

Is er vanuit de Bijbel niets over de geboortedatum van Christus te zeggen? Jawel, maar er is geen exacte datum te berekenen. Op een indirecte manier kunnen we iets te weten komen over de periode van het jaar waarin de geboorte plaatsgevonden moet hebben. De priester Zacharia, de man van Elisabeth, behoorde volgens Lucas 1:5 tot de orde van Abia. De priesterdienst was ingedeeld in 24 afdelingen, die elk een halve maand per jaar de tempeldienst verzorgde. De orde van Abia was de achtste orde en had in de tweede helft van de vierde maand dienst (1 Kronieken 24:10). Nadat Zacharia zijn dienst vervuld had, raakte zijn vrouw Elisabeth zwanger (Lucas 1:23 en 24). Toen de engel Gabriël aan Maria in Nazareth verteld had dat ze zwanger zou worden (Lucas 1:26-31), ging Maria op bezoek bij Elisabeth, die toen zes maanden zwanger was (Lucas 1:36-39). Het was toen de tweede helft van de tiende maand.

Eind september, begin oktober

Maria bleef drie maanden bij Elisabeth (Lucas 1:56), waarna ze weer naar huis ging. Dat was dan in de tweede helft van de eerste maand. Zes maanden later vond de geboorte van Jezus plaats, dus aan het eind van de zevende maand, de maand Tisjri. Op onze kalender is dat eind september. Dat was een feestmaand in Israël. Op de eerste dag werd het Bazuinenfeest gevierd, op de tiende dag was de Verzoendag en op de vijftiende startte het Loofhuttenfeest (waarbij de Israëlieten in hutten wonen). Natuurlijk is het verleidelijk om aan te nemen, dat Jezus op één van deze feesten geboren is, maar de omstandigheden die beschreven worden, duiden niet op één van de Joodse feesten, waarbij iedereen naar Jeruzalem ging.
Als Jezus inderdaad in de periode rond deze feesten geboren is, krijgt de tekst uit Johannes 1:14 toch wel een bijzondere betekenis: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” (letterlijk: in een tabernakel of tent gewoond)”.

Eind december ….

Bij een geboortedatum in eind september krijgt een datum in eind december ook weer een bijzondere betekenis, omdat omstreeks die tijd de conceptie moet hebben plaatsgevonden. En eigenlijk is dat het begin van de menswording geweest van de Zoon van God. Daar heeft men bij het vaststellen van de datum voor Kerst nooit aan gedacht, maar in feite is het wel een prachtige samenloop van omstandigheden. Dat op ’t moment dat de wereld de terugkeer van de zon viert, de kerk belijdt, dat door Gods ingrijpen het ware Licht z’n intrede in de wereld gedaan heeft.

Foto: Zo stelde Rembrandt zich de stal voor ….

Vierde zondag van advent

De advent is de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De naam advent komt van het Latijnse woord ‘adventus’, dat komst betekent. De adventsperiode begint 4 zondagen voor kerst en eindigt op kerstavond, 24 december. Het wordt gezien als een periode van inkeer als voorbereiding op het kerstfeest. Dan wordt de geboorte van Jezus herdacht: het begin van wat door Johannes zo mooi is beschreven: “Het waarachtige licht dat ieder mens verlicht was komende in de wereld” (Johannes 1:8).

Rorate

Elke zondag heeft z’n eigen thema – Rorate voor de 4e adventszondag. In een oude traditie wordt in de dienst op de vierde adventszondag een Latijns gezang gezongen, met als refrein: Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum: aperiatur terra, et germinet Salvatorem (Dauwt, hemelen, van boven, gij wolken, beregen de rechtvaardige: opdat de aarde zich zal openen en de Heiland er uit zal ontspruiten).

Deze tekst is gebaseerd op Jesaja 45: 8Hemel, laat ​gerechtigheid​ neerregenen, laat haar neerstromen uit de wolken, en laat de aarde zich openen.
Laten hemel en aarde redding voortbrengen en ook het recht doen ontspruiten. Ik, de HEER, heb dit alles geschapen.

Advent begon met verlangen naar God, terwijl we om ons heen de duisternis zien. De roep om Gods ingrijpen, gestimuleerd door de beloften van God, werd hoop op een schitterende dag, omdat onze roep gehoord is. In afwachting daarvan verlangen de rechtvaardigen naar verandering – maar in de eerste plaats een innerlijke verandering, om rechtvaardig te leven en met God te wandelen. En nu, op de kortste, donkerste dag van het jaar zien ze de belofte heel dichtbij.

Micha zei in hoofdstuk 7: “7Ik blijf uitzien“, omdat hij het hart van God ontdekt had:
18Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde​ voorbijgaat? U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn; liever toont u hun uw trouw. 19Opnieuw zult u zich over ons ontfermen en al onze zonden​ tenietdoen. Onze ​zonden​ werpt u in de diepten van de zee.

Als God verschijnt, zal Hij, die vergevend en trouw is, zijn hart tonen.

 

foto: Afbeelding van Susanne Jutzeler via Pixabay

Derde zondag van advent

De advent is de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De naam advent komt van het Latijnse woord ‘adventus’, dat komst betekent. De adventsperiode begint 4 zondagen voor kerst en eindigt op kerstavond, 24 december. Het wordt gezien als een periode van inkeer als voorbereiding op het kerstfeest. Dan wordt de geboorte van Jezus herdacht: het begin van wat door Johannes zo mooi is beschreven: “Het waarachtige licht dat ieder mens verlicht was komende in de wereld” (Johannes 1:8).

Gaudete

Elke zondag heeft z’n eigen thema. In een oude traditie begint de dienst op de derde adventszondag met een Latijns gezang: Gaudete – Verheug u! Het is een kerstgezang, gecomponeerd in de 16e eeuw, waarvan de eerste zin is: Gaudete in Domino semper. Iterum dico: Gaudete!

Het is een tekst van Paulus uit Filippenzen 4:
4Verblijd u in de Heer te allen tijd; weer zeg ik: Verblijdt u. 5Uw bescheidenheid zij alle mensen bekend. De Heer is nabij. 6Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw verlangens onder alles, door bidden​ en smeken, met dankzegging bekend worden bij God.

Advent begon met verlangen naar God. Het verlangen naar God werd een roepen tot God. Nu komt er als het ware een stem van de overkant: “Je roep is gehoord”. God verlangt naar ons, meer nog dan wij naar Hem. Hij komt ons tegemoet en wij mogen in alle nederigheid en bescheidenheid op weg gaan. Als we ons hart openen voor Hem zal alles door Hem goedgemaakt worden. De schitterende dag die weliswaar nog verborgen ligt in de toekomst, maar aanstaande is, zal een dag van grote vreugde zijn!

De profeet Micha wijst in hoofdstuk 6 de rechtvaardigen op welke wijze ze zich op die dag kunnen voorbereiden:
6Wat kan ik de Heer aanbieden, waarmee hulde brengen aan de verheven God? Moet ik hem tegemoet treden met ​brandoffers, zou hij eenjarige stieren aanvaarden? 7Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? ….
8Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.

 

foto: Afbeelding van Susanne Jutzeler via Pixabay

Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn

Veelzeggende oneliner van Jezus

Zijn er dingen die echt waarde voor je hebben? Waarvoor je alles wilt missen? Grote kans, dat je daar dan ook heel vaak mee bezig bent, al is het maar in gedachten.

Als je bezittingen je schat zijn, heeft dat invloed op je hart. Op je geluksgevoel. Op je humeur. Op je relaties. Hoe overleef je, als je ‘ff geen cent te makken’ hebt? Michael W. Smith schreef: “Je geld kun je verliezen, populariteit kan net zo snel verdwijnen als het gekomen is. Ouderdom zal zelfs het lichaam van de grootste atleet laten aftakelen. De normale zorgen en problemen van het leven zullen de trots vernietigen.” Ons hele leven is zo vergankelijk!

Je bezittingen

Jezus raadt ons daarom aan om geen schatten op aarde te verzamelen. Ze worden weggevreten door mot en roest. Dieven liggen op de loer om het te stelen. Miljarden ‘verdampen’ bij een kredietcrisis. De zorgen beheersen je al, terwijl de gevaren zich nog niet eens aandienen. Mag je dan niets meer bezitten? Natuurlijk wel. Maar laat het niet je schat, het belangrijkste in je leven worden.

Je innerlijk

Je kunt ook ‘schatten in de hemel’ verzamelen. Het gaat dan om iets waar je echt rijk van wordt, zonder dat iemand het van je kan afnemen. Er zijn drie dingen die altijd blijven, terwijl alle andere dingen in ons leven voorbijgaan: geloof, hoop en liefde. En de liefde is het belangrijkst (1 Korintiërs 13:13). Jij hebt het nodig, de mensen om je heen hebben het nodig!

Hemels

Deze schatten zijn verbonden met een persoon in de hemel: Jezus. Toen Hij op aarde was, waren zijn geloof, hoop en liefde een weldaad voor de mensen om Hem heen. En Hij was zich voortdurend bewust van Gods aanwezigheid, die Hem leidde en kracht gaf, zelfs op de moeilijkste momenten. Hij was rijk, hoewel Hij niets bezat!

Als je deze schat vindt, heb je een lijntje naar de hemel, je toekomstig thuis. Dat lijntje is ook een bron van hoop, omdat het je verzekert: God is erbij!

Matteüs 6:19-21

‘Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.’

Tweede zondag van advent

De advent is de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De naam advent komt van het Latijnse woord ‘adventus’, dat komst betekent. De adventsperiode begint 4 zondagen voor kerst en eindigt op kerstavond, 24 december. Het wordt gezien als een periode van inkeer als voorbereiding op het kerstfeest. Dan wordt de geboorte van Jezus herdacht: het begin van wat door Johannes zo mooi is beschreven: “Het waarachtige licht dat ieder mens verlicht was komende in de wereld” (Johannes 1:8).

Populus Sion

 Elke zondag heeft z’n eigen thema. In een oude traditie begint de dienst op de tweede adventszondag met een Latijns gezang: Populus Sion. Het zijn de eerste woorden van Jesaja 30, waarmee het lied begint, terwijl er verder woorden Psalm 80 in verwerkt zijn:

19Volk van Jeruzalem, dat op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want hij zal zich over je ontfermen als je weeklaagt, hij zal antwoorden zodra hij je hoort.

2Hoor ons, herder van Israël, die Jozef leidt als een kudde.
U die troont op de cherubs, verschijn in luister.
3(…) Laat uw kracht ontwaken, kom, en red ons.
4God, keer ons lot ten goede, toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered.

Het verlangen naar God leidt tot roepen tot God. Heel voorzichtig groeit iets van verwachting. Langzaam worden er contouren zichtbaar van hoop. Hoop op herstel voor Gods volk en voor de wereld. Hoop op bevrijding van zonde, onrecht en lijden.

God is immers de God van alle barmhartigheid? Zou Hij niet een leider kunnen geven die ons uitredding brengt? Is Hij niet zelf de Herder van Gods volk. Mocht toch onze goede Herder zijn gelaat naar ons toewenden. Wat een schitterde, luisterrijke dag zal dat zijn!

 

foto: Afbeelding van Susanne Jutzeler via Pixabay

Eerste zondag van advent

De advent is de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De naam advent komt van het Latijnse woord ‘adventus’, dat komst betekent. De adventsperiode begint 4 zondagen voor kerst en eindigt op kerstavond, 24 december. Het wordt gezien als een periode van inkeer als voorbereiding op het kerstfeest. Dan wordt de geboorte van Jezus herdacht: het begin van wat door Johannes zo mooi is beschreven: “Het waarachtige licht dat ieder mens verlicht was komende in de wereld” (Johannes 1:8).

Ad te levavi

Elke zondag heeft z’n eigen thema. In een oude traditie begint de dienst op de eerste adventszondag met een Latijns gezang: Ad te levavi. Het zijn de eerste woorden van Psalm 25:

Tot U, Here, hef ik mijn ziel op;
2mijn God, op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden,
laten mijn vijanden niet over mij juichen.
3Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd,
beschaamd worden wie trouweloos handelen zonder oorzaak.
4Here, maak mij uw wegen bekend,
leer mij uw paden,
5leid mij in uw waarheid en leer mij,
want Gij zijt de God mijns heils,
U verwacht ik de ganse dag.
6Denk aan uw barmhartigheid, HEER,
aan uw liefde door de eeuwen heen.

Advent begint met verlangen: het verlangen naar God. Naar licht in de duisternis. Die duisternis is heel concreet aanwezig: we leven in een wereld die in duisternis gehuld is, waarin God vaak afwezig lijkt. We vinden het leven soms maar moeilijk. Hoe vinden we de weg waarop God ons wil leiden?

God heeft in het verleden stappen gezet om zijn licht op aarde te doen schijnen. En door zijn Woord wil Hij elke dag ons leven verlichten. Maar Hij heeft ook beloften gegeven omtrent een toekomst waarin de duisternis definitief verdreven zal zijn. Met advent komen al die lijnen samen en strekken we ons uit naar God die de eeuwen door barmhartig en liefdevol was, en die dat zijn zal tot in eeuwigheid.

 

foto: Afbeelding van Susanne Jutzeler, suju-foto via Pixabay

Het verloren muntstuk

Jezus verpakte zijn boodschap aan de mensen in verhalen. Korte verhalen, gegrepen uit het dagelijkse leven. Ze worden parabels of gelijkenissen genoemd. Dit is zo’n verhaaltje uit Lucas 15, de verzen 8 en 9:

Als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft. En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: ‘Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.’

Een gevoelig verlies

De korte verhalen van Jezus hebben een bedoeling. Ze zeggen iets over Jezus en zijn missie in de wereld. In dit verhaal gaat het om een muntstukje dat verloren is.

Een drachme was ongeveer het dagloon van een geschoolde arbeider. Of het in het verhaal gaat om het hele vermogen van de vrouw of om de bruidsschat (een sieraad van 10 munten, vergelijkbaar met onze trouwring) is niet geheel duidelijk. Maar in beide gevallen gaat het om een gevoelig verlies – van reële of emotionele waarde. Ze zet alles op alles om het muntstuk terug te vinden en viert met al haar bekenden feest, als ze het gevonden heeft.

Zoeken tot het gevonden is

Het verhaal gaat niet om het muntje, dat verloren is, maar om degene die het kwijt geraakt is. Hoe erg het voor haar is!

Dit verhaal laat zien, hoe kostbaar mensen, niemand uitgezonderd, voor God zijn. Hij heeft er intens verdriet over, dat mensen Hem links laten liggen. Hij wil hemel en aarde bewegen om ze weer dicht bij zich te hebben. Daarvoor is Jezus naar de aarde gekomen. Om mensen die van God vervreemd zijn, terug te vinden, zodat er in de hemel onder Gods engelen feest gevierd kan worden.

Lucas 19:10

De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.

 

afb.: Drachme (Grieks, 3,4 gram zilver = 1 dagloon)

Linnen

Er staan woorden in de Bijbel waaraan je niet al te veel aandacht geeft, omdat het wel aardige informatie bevat, maar niet wezenlijk van belang lijkt te zijn. Neem het woord “linnen”. Je maakt er o.a. kleren van en als zodanig komt het ook in de Bijbel voor. Maar toen ik er een tijdje over nadacht waarom dat zo nadrukkelijk wordt vermeld, bleek het toch meer in te houden, dan aanvankelijk gedacht.

Fijn linnen brengt scheiding

Toen Israël uit Egypte getrokken was, wilde God graag bij de Israëlieten wonen (Exodus 25:8). Zij woonden in tenten, dus liet God ook voor Zichzelf een tent bouwen. Eén van de materialen die daarvoor bijeengebracht werden, was “getweernd (of: getwijnd) fijn linnen” (Exodus 25:4). “Getweernd” (NBG51) of “getwijnd” (NBV) zegt iets over de sterkte van het materiaal,  “fijn” over de soepelheid van de stof.

Dit linnen werd gebruikt voor de omheining van de tabernakel (Exodus 27:9), zodat er scheiding was tussen de tabernakel en het volk. Ook het voorhangsel (Exodus 26:31), de eigenlijke deur van Gods huis, werd van linnen gemaakt, waardoor de weg naar het eigenlijke heiligdom voor de Israëlieten gesloten was (Hebreeën 9:8).

Het linnen vertelt hier een verhaal: God is heiligheid en rechtvaardig en niet benaderbaar door de mensen, die sinds de zondeval niet heilig en rechtvaardig zijn.

Het linnen nodigt uit

Het fijne linnen werd ook gebruikt om kleren voor de priesters te maken, zowel het staatsiegewaad van de Hogepriester (Exodus 28:4,5) als zijn onderkleren (Exodus 28:39).

Het doel van het priesterschap wordt heel kort omschreven: Aäron zal de schuld dragen opdat de Israëlieten welgevallig zijn voor de Here (Exodus 28:38). Het linnen gedragen door de priester verkondigt zo ook de genade van God, die een priester heeft aangewezen om plaatsvervangend de zonden te dragen!

Zijn onderkleren, de eenvoudige linnen mantel, overigens de gewone dracht voor de overige priesters (Exodus 29:8), droeg de Hogepriester op de Grote Verzoendag, als Hij het heiligdom binnenging om verzoening te doen voor de zonden van het volk. Als hij daarmee klaar was, trok hij het staatsiegewaad aan om zich zo aan het volk te tonen.

De begrafenis van Christus

Toen Jezus begraven werd, werd Hij in zuiver linnen gewikkeld. Alle evangeliën vermelden dit feit (Mattheüs 27:59, Marcus 15:46; Lucas 23:53; Johannes 19:40)! ’t Is alsof ze willen zeggen: deze man, die door Romeinen en Joden als een misdadiger naakt aan een kruis werd gehangen en bespot, was De Hogepriester, die de zonden in zijn lichaam op het hout gedragen heeft!

Toen Jezus stierf scheurde het linnen voorhangsel van boven naar beneden. De weg naar het heiligdom werd door God Zelf geopend. Toen de Heiland opstond, werden de linnen windsels keurig opgevouwen terzijde gelegd (Lucas 20:5-7). Ze hadden hun functie gehad, het grote werk van de verzoening was klaar. Hij heeft ons door één offerande eens en voor altijd volmaakt (Hebreeën 10:14). Christus had dat linnen kleed niet meer nodig. Hij zou voortaan bekleed zijn met heerlijkheid en eer (Hebreeën 2:9).

De nieuwe kleren van de gelovigen

De Bijbel vertelt ons ook iets over het “einde” van de heilsgeschiedenis. Gods volk wordt getoond als een bruid, bekleed met blinkend, wit en smetteloos fijn linnen (Openbaring 19:6-8,14), waarvan gezegd wordt dat ze de rechtvaardige daden uitbeelden.

Het resultaat van het werk van Jezus is, dat wij op Hem gaan lijken. Ons leven wordt geheiligd en houdt een uitnodiging aan anderen in. Maar herkennen wij ons in die spiegel? En zo niet: moeten we ons dan meer inspannen om heiliger te worden en anderen te bereiken?

Maar hoe doe je dat eigenlijk? Groeien in geloof en heiligheid is niet het resultaat van onze inspanning. Het is het werk van Jezus, die Zich voor ons heeft overgegeven om ons stralend, zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet aan de Vader voor te stellen (Efeziërs 5:26,27). Als we onszelf een spiegel voorhouden en vlekken en rimpels ontdekken, zegt God ons dat we nog wat meer oefening nodig hebben om te leren wandelen met onze Heiland. Hij gaf Zichzelf op Golgota om ons met God te verzoenen. En na zijn opstanding zet Hij Zich in om zijn werk in ons te voltooien, tot het bij zijn terugkeer volmaakt is.

foto: Das Heiligtum Gottes in der Wüste Sinai (Christliche Verlagsgesellschaft Dillenburg)

Dromen zijn bedrog. Altijd?

Dromen doen we allemaal wel. Sommigen zelfs overdag, maar iedereen ’s nachts, in de slaap. Van lang niet alle dromen zijn we ons bij het wakker worden bewust. Slechts een enkele droom – heel mooi of juist angstaanjagend – herinneren we ons de volgende morgen bij het ontwaken. De meeste dromen zijn verklaarbaar als verwerking van gebeurtenissen in het verleden of spannende of opwindende dingen die te gebeuren staan. Er is wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Ook in de verhalen in de Bijbel komen zulk soort dromen voor.

Wat kun je vanuit de Bijbel leren over dromen?

Nog lastiger dan het navertellen van een dromen, is de interpretatie ervan. Er zijn mensen die dromen trachten te verklaren met behulp van horoscoopvoorspellingen en paranormaal inzicht. Niet iedereen neemt dat serieus, ook al probeert men het te combineren met de resultaten van gedegen onderzoek naar dromen.

Met de dromen in de Bijbel is echter iets bijzonders aan de hand. Weliswaar lijken in sommige gevallen de standaardthema’s aanwezig te zijn, maar in het verhaal blijken deze dromen een voorzeggende betekenis te hebben, alsof God een tipje van de sluier die over de toekomst hangt optilt en laat weten wat er gaat gebeuren.

Soorten dromen in de Bijbel

Het is lastig om aan de hand van de Bijbel iets over dromen in algemeen te zeggen. Want we weten of de personen in kwestie vaker droomden en zich hun dromen herinnerden en wat voor dromen dat dan waren. De dromen die opgeschreven werden in de Bijbel zijn die voorspellende dromen.

Er wordt echter wel over andere dromen gesproken in de Bijbel. Want het volk Israël had vaak behoefte aan leiding van Hogerhand. Profeten, waarzeggers en dromers pretendeerden goddelijke voorkennis van de toekomst te hebben. Maar vaak misleidden zij het volk.

Er is sprake van bedrieglijke dromen, die niet uitkomen. Of ze echt droomden of alleen maar voorgaven te dromen, weet ik niet. Maar als ze al droomden, denk ik dat het die ‘gewone’ dromen waren, waaraan men ten onrechte een interpretatie gaf om daarmee anderen te manipuleren of in het beste geval te troosten.

Maar het is ontegenzeggelijk, dat God ook spreekt door dromen, profetische dromen. En dat kan ook vandaag de dag nog voorkomen, zoals kan blijken uit Handelingen 2:17, waar een uitspraak van de profeet Joël wordt aangehaald:

“Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten.

Deze dromen laten in beelden, die voor de dromer zelf meestal niet direct duidelijk zijn, iets van de toekomst zien. Bijna steeds heeft de dromer een uitleg nodig. Die wordt soms ook in de droom gegeven door een engel, soms wordt die achteraf door een profeet gegeven, maar het komt ook voor dat men door erover te praten met elkaar tot een (voorzichtige) conclusie komt.

Drie handvatten om dromen te duiden

Hoe herken je nou, vandaag de dag, of een droom alleen maar een ingewikkeld psychologisch proces is, of dat God tot je spreekt? Die vraag was in de bijbelse tijd natuurlijk ook belangrijk. Kunnen wij daarvan wat leren? Drie verhalen geven ons wellicht wat handvatten:

  1. Jozef: gewoon afwachten of de droom uitkomt
    In het verhaal van Jozef zien we eerst, dat Jozef de dromen van de schenker en de bakker uitlegt. Het wordt voor kennisgeving aangenomen. De Egyptenaren hadden wel wat ervaring met dromenuitleggers en je moest eerst maar eens afwachten of ze inderdaad gelijk hadden. Jozef bleek gelijk te hebben, hoewel hijzelf niet claimde een gave op dat terrein te hebben.

Als hij voor Farao staat is hij nederig: “Misschien geeft God een uitleg”. Maar toen die uitleg kwam, was die gekoppeld aan een advies om de toekomstige moeilijkheden het hoofd te bieden: “U doet er goed aan wijs man te zoeken en krachtige maatregelen te nemen”. Hierdoor kwam Farao tot de conclusie dat Gods geest door deze eenvoudige gevangene sprak. En de geschiedenis heeft het bevestigd.

  1. Nebukadnessar: houdt rekening met betrouwbaarheid dromer
    In het verhaal van Nebukadnessar speelde hetzelfde dilemma: betekent de droom van de koning iets speciaals? Maar hoe weet je of de uitlegger betrouwbaar is? Deze koning was nogal ridicuul. Hij vertelde gewoon zijn droom niet. Als je echt toegang tot God (hij zal wel gezegd hebben: de goden) hebt, dan kun je niet alleen de uitlegging geven, maar ook de droom zelf. En Daniël vertelde de droom, de uitlegging en gaf, net als Jozef, een ongevraagd maar wijs advies.

Nebukadnessar heeft de uitkomst van de droom niet meegemaakt, want het ging over een verre toekomst. Maar onze geschiedenisboeken tonen dat Daniël, die in een paar eigen dromen meer details over die eerste droom gezien heeft, inderdaad de toekomst voorspeld heeft.

  1. Paulus: zoek naar bevestiging
    Er is ook nog het verhaal van Paulus, die tijdens zijn reis door wat nu Turkije heet, vast liep. Links en rechts waren de wegen om de een of andere reden afgesloten en recht vooruit lag de zee. Hij kreeg een droom: een Macedoniër, een Griek, riep hem toe: “Kom over naar Macedonië en help ons!”.

Blijkbaar heeft hij dit gedeeld met zijn reisgenoten, want het verhaal vervolgt met: “Wij zochten dadelijk gelegenheid naar Macedonië te gaan, daar wij eruit opmaakten, dat God ons had geroepen in Macedonië het evangelie te verkondigen”.

Ze benaderden deze droom, dit visioen met voorzichtigheid. Ze zeiden niet: “God roept ons naar Macedonië”, maar: “We maakten eruit op …”, het zou weleens kunnen. En dus zoeken ze of er een mogelijkheid is daarheen af te varen. En terwijl de geschiedenis zich ontvouwt, krijgen ze de bevestiging dat ze op de goede weg zijn.

Foto: Jakobs droom door Gerbrand van den Eeckhout (1621–1674)

Word een bijbelse topsporter

Sporten en de Bijbel

In de Bijbel wordt sport vaak gebruikt als beeld voor het geloof. Paulus doet dat bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 9 vers 24:
‘Je kunt christenen vergelijken met hardlopers die meedoen aan een wedstrijd. Net zoals hardlopers moeten wij veel opgeven in ons leven. En net zoals hardlopers hebben ook wij er alles voor over om de eerste prijs te winnen. Maar wij willen geen gewone prijs. Voor ons is de prijs het eeuwige leven.’ (Bijbel in Gewone Taal)

Leesplan: Word een bijbelse topsporter

Word daarom een bijbelse topsporter met dit speciale leesplan. Zeventien dagen lang lees je bijbelteksten over sport, discipline, winnen & verliezen en strijden voor hetzelfde doel. De Bijbel moedigt je aan om door te zetten op weg naar de beste prestaties. Naast de bijbeltekst is er elke dag ook een toepassing, korte uitleg of bijpassende opdracht die je helpen de teksten nog meer toe te passen in je leven.

Meld je aan

Krijg nieuwe kracht met dit leesplan. Meld je aan en ontvang 17 dagen iedere dag een bijbeltekst in je mailbox.

Bron en foto: NBG

Geheimenissen van Gods Koninkrijk

Voordat we het onderwijs van de Heer Jezus over het Koninkrijk overdenken aan de hand van de gelijkenissen uit Matteüs 13, is het goed om na te denken over de betekenis van het woord “mysterie” of “geheimenis” (NBG51) of “verborgenheid” (Statenvertaling). Want in dit hoofdstuk gaat het over de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen.

De eerste keer dat het woord “geheimenis” in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, is in Matteüs 13:11, waar Jezus vertelt waarom Hij zijn discipelen in de vorm van gelijkenissen onderwijst.

De omstandigheden van dat moment zijn markant: de leiders van de natie Israël hebben Jezus als Messias afgewezen door Hem te kwalificeren als onderdaan van Beëlzebul, de overste van de boze geesten. Jezus laat zien dat zij zich door die opstelling buiten de invloedssfeer van het Koninkrijk plaatsen. Ook de natuurlijke band met zijn familie wordt door zo’n keuze beïnvloedt.

Direct daarna spreekt de Heer over het Koninkrijk, dat God van de aanvang der wereld af heeft willen oprichten. Maar daarbij benoemt Hij facetten, die voorheen onbekend waren aan de mensen en die nu, voor het eerst en in embryonale vorm, in bedekte termen, worden aangekondigd.

Geheimenissen bekendgemaakt

De profetieën van het Oude Testament kenden twee bergtoppen, die de profeten uit de verte gezien hebben. Allereerst de geboorte en het het leven van de Messias; vervolgens ook zijn koningschap. Wat zich tussen die twee bergtoppen bevond, was aan hun blik onttrokken. Ze beseften, dat hun profetieën gingen over zaken die zij niet konden weten. Het waren”verborgen dingen”, die God aan hen  openbaarde. Maar ze beseften ook, dat er ook dingen waren, die God voor hen verborgen hield. Mozes legde daarvan getuigenis af, toen hij zei: “De verborgen dingen zijn voor de Heer, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons... Uit de woorden van Petrus is op te maken, dat de oudtestamentische profeten een vermoeden hadden over een niet geopenbaard geheim. Want de profetieën over de Messias leken elkaar tegen te spreken. Ze zochten naar een oplossing zonder die te vinden. Hoe kon de Messias voor eeuwig regeren als hij moest sterven? Petrus vindt de oplossing in de opstanding van Jezus. Deze verborgenheid lijkt betrekking te hebben op wat er zal gebeuren na de verwerping van de Messias en voor de openbare verhoging van de Heer Jezus Christus. Voor ons hoeft dit geen verborgenheid meer te zijn. Want wat God vanaf de grondlegging der wereld in Zichzelf verborgen heeft gehouden, heeft Hij tenslotte geopenbaard.

In het boek Handelingen lees je, hoe God door zijn Geest aan het werk gaat na de opstanding van Jezus. We lezen hoe Jezus’ woorden in vervulling gaan en de christelijke gemeente gestalte krijgt. Ieder die belijdt dat Jezus de Zoon van God is, wordt toegevoegd aan die gemeente. De boodschap van het evangelie wordt dan ook verkondigd aan Joden en heidenen. Aanvankelijk stuitte dat op nogal wat tegenstand van de apostelen en de eerste christenen. Ze waren opgevoed met de gedachte dat God Zich exclusief met het Joodse volk bezig hield en begrepen Gods werkwijze niet. Evenmin wisten ze om te gaan met de niet-Joden die christen werden. Blijkbaar is God begonnen om de plannen die Hij van de aanvang der wereld af in Zichzelf verborgen heeft gehouden, uit toe voeren.  Daarom stelde God speciaal iemand aan om de details van deze verborgenheid bekend te maken: Paulus. Hij zegt over zijn aanstelling dit: “Mij… is deze genade te beurt gevallen… in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt…“. Daarom is het geen verwaandheid of aanmatiging als hij dit geheimenis aanduidt als “mijn evangelie)” en zichzelf als een dienaar van Christus “aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd“.  In de apostolische geschriften, met name in de brieven van Paulus, worden de bijzonderheden van Gods werk in deze tijd bekend gemaakt. Steeds als daarin over een geheimenis gesproken wordt, wordt een facet van dit werk, het vormen en vervolmaken van de gemeente van Christus, toegelicht.

Gods handelen met de beide grote groepen mensen waarin tot Paulus’ dagen de wereldbevolking is verdeeld, Joden en heidenen, wordt onderbroken om een derde groep te formeren: de gemeente, het lichaam van Christus. Samen met Christus vormt de gemeente het grote onderwerp van het geheimenis van God. We komen daar later uitvoerig op terug. Ondertussen hoeft het ons niet te verbazen, als de beide andere groepen, Israël en de volken, door een waas van vragen, mysteries, geheimenissen, omgeven zijn.
Zo spreekt de Bijbel over het Israëls verharding, als iets dat bij het geheimenis hoort. Vlak vóór de terugkeer van Jezus Christus wordt het geheimenis voleindigd. Dan neemt God de draad van zijn handelen met Israël, dat schijnbaar doelloos tweeduizend jaren over de aardbodem heeft gezworven, weer op: Hij gedenkt zijn verbond.

Zo wordt ook het optreden van de volkeren voorgesteld als een geheimenis: het geheimenis der wetteloosheid, een kracht die in het verborgen werkzaam is (NBV). Als een zuurdesem doortrekt dat het denken van de wereld, totdat tenslotte de boosheid volgroeid is. Vlak voor de terugkeer van Jezus Christus wordt het tenslotte openbaar als het geheimenis Babylon.

God laat in het tijdperk dat volgt op het lijden, het sterven en de verheerlijking van Christus en voorafgaand aan diens terugkeer naar de aarde, de volkeren op hun eigen wegen gaan. Hijzelf werkt ondertussen aan de vorming van de gemeente, door Joden en heidenen tot bekering te roepen.

Wie geen oog heeft voor dit goddelijke plan, zal niet of moeilijk antwoord kunnen geven op vragen als:

  • Welke rol speelt Israël, dat kleine landje aan de Middellandse Zee, dat dagelijks de voorpagina’s haalt, toch in het wereldgebeuren?
  • Hoe behoort de christen zich op te stellen tegenover Israël en het politieke wereldgebeuren?
  • Is er een doel achter de veranderingen die zich op alle terreinen van het leven voltrekken?

Behalve dat de heilsgeschiedenis een verborgen periode kent, het tussenliggende dal waar de profeten geen weet van hadden, openbaart het Nieuwe Testament nog een paar “verborgenheden”, mysteries

Het geheimenis van Gods wil

Gods wil in betrekking tot de mens wordt op meerdere plaatsen in de Bijbel duidelijk omschreven: God wil dat alle mensen tot bekering komen en gered worden. Ook maakt de Bijbel er geen geheim van dat deze behoudenis uitsluitend het resultaat is van genade. Van Abraham wordt gezegd dat hij rechtvaardig is door geloof alleen en David kent de verlossing die niet op werken gebaseerd is.

Maar het geheimenis van Gods wil is daarin gelegen, dat Hij een deel der verlosten – zij die tussen de gebeurtenissen van Handelingen 2 en van 1 Tessalonicenzen 4 tot geloof zullen komen – een andere positie en andere zegeningen geeft dan de overige verlosten. God brengt hen in een levende relatie met Christus, opdat hun levens nu al werkelijk de lof van zijn heerlijkheid zouden verbreiden. De overige verlosten moeten daarvoor wachten tot de komst van Christus in heerlijkheid. Bovendien blijkt in het vervolg dat deze relatie tussen Christus en de gemeente wel heel bijzonder en uniek is!

Het geheimenis van Christus

24)

Christus staat centraal in het handelen van God met de mensen gedurende de periode van verborgenheden. Christus staat centraal in Gods gedachten,

  • in betrekking tot de redding van zondaars, waarbij geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen Joden en heidenen.
    Zijn leven en zijn dood alleen zijn voor God reden om de zonden kwijt te schelden van ieder die zich aan Jezus toevertrouwt. Een tijdelijke bedekking van de schuld waarin de oudtestamentische offerdienst voorzag, is niet meer nodig.
  • in betrekking tot de bewaring der gelovigen.
    Zij die door het geloof in het verzoenend lijden en sterven van Christus behouden worden, zijn in hun levenswandel niet altijd volmaakt. Dat zij desondanks behouden blijven, danken zij aan het feit dat God voortdurend Jezus ziet, die onze voorspraak is 25). God ziet hen “in Christus” 26).
  • in betrekking tot zijn omgang met de gelovigen.
    God wil gemeenschap met de gelovigen, Hij wil persoonlijk met hen omgaan. Deze gemeenschap is er in en door de Heer Jezus 27 28).

Christus staat ook centraal voor de gelovige:

  • de gelovige verwacht zijn redding van en dankt die aan Christus alleen.
  • de gelovige is zeker van zijn eeuwig behoud, omdat hij weet “in Christus” te zijn.
  • de gelovige vindt kracht tot een heilig leven, omdat hij weet dat Christus in hem is 29) om hem tot overwinning te leiden.

Het geheimenis van Christus omvat een boodschap die niet zoals de wet der tien geboden alleen voor Israël bestemd is 30), maar een die aan alle mensen gepredikt moet worden, aan Joden en heidenen 31). Want alle mensen worden in de periode van het geheimenis gelijkelijk behandeld 32).

Het geheimenis des geloofs 33)

Een eerder genoemde gedachte wordt nader uitgewerkt als Paulus spreekt over “het geheimenis des geloofs”. Het geloof hoort de motor van ons leven te zijn, waardoor de gelovige de kracht vindt om het hoofd te bieden aan de velerlei verzoekingen die op hem afkomen. Het geloof zelf is geen kracht, maar een erkenning van eigen krachteloosheid en het verlangen kracht van iemand anders te ontvangen. Maar het “geheimenis des geloofs” nu leert de gelovige zijn kracht alleen te zoeken in Christus, die in de gelovige woont.
De gelovige weet niet alleen van God, die in de hemel woont, die zijn plan heeft voor het leven van iedere gelovige en die zijn wil bekend maakt. Hij weet ook van het geheimenis dat Christus in hem woont 34 35).
Daarom zal hij niet krampachtig trachten zijn leven te verbeteren. De tekortkomingen en zonden die hij in het licht van Gods Woord in zijn eigen leven ontdekt, zal hij in het gebed bij de Heer brengen, om Hem te vragen zijn gedachten, woorden en daden meer te beheersen dan voorheen. Hij vraagt Christus om uit zijn karakter en gewoonten weg te nemen wat strijdt met de heiligheid van God, opdat het karakter, het leven van Christus, zich meer en beter zal kunnen openbaren.
Woonde Christus niet in ons – we zouden het leven van Christus slechts kunnen imiteren. Nu Hij in ons woont, heeft Hij de mogelijkheid zijn eigen heerlijkheid in ons ten toon te spreiden: Hij is voor ons de hoop der heerlijkheid!
Maar dat gaat niet automatisch: daar is geloof voor nodig: we strekken ons uit naar Christus om Hem de leiding van ons leven toe te vertrouwen.

Het geheimenis der zeven sterren 36)

De zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten. Deze soort beeldspraak komt vaker in de Bijbel voor. Zoals het lichaam van Christus geen tempel heeft, maar een tempel is 37); zoals het Woord van God geen waterbad heeft, maar een waterbad is 38 39), zo hebben de zeven gemeenten geen engelen, maar zijn ze “engelen”, dat is “boodschappers”. Zij zijn lichtende sterren in de wereld 40). Zo wordt de gehele gemeente voorgesteld door deze zeven sterren, of engelen, of gemeenten in Asia, in haar speciale hoedanigheid als gezant van Christus.
En ook in deze verantwoordelijkheid naar buiten, naar de wereld, is de gemeente een “geheimenis”. In vroeger tijd was Israël, als natie. Gods Boodschapper op aarde. Het is bekend hoe ze het er afbracht. Maar de gemeente zou het er niet beter afbrengen als God in zijn ondoorgrondelijke wijsheid geen speciale voorzieningen had getroffen, waarvan men in oudtestamentische tijden geen enkel vermoeden had.
De Heer is in zijn gemeente komen wonen. De woorden “Christus onder (SV: in) u” 41), staan in het meervoud. Ze duiden er in de eerste plaats op, dat Christus woont in het geheel van de gelovigen, in allen samen, in de gemeente die zijn lichaam is. Uitvloeisel daarvan is, dat Hij, door zijn Geest, ook woont in iedere gelovige afzonderlijk 42 43). Doordat Hij in de gemeente woont, kan Hij ieder afzonderlijk zo doen functioneren, dat de gemeente als geheel een harmonieus getuigenis is van de veelkleurige wijsheid Gods.

Maar waar de gemeente deze “geheimeniswaarheid” vergeet, moeten we verwachten dat ze meer tijd en aandacht gaat besteden aan de verbetering van de wereld door het uitvaardigen van allerlei “christelijke wetten”, dan doelgericht en met prioriteit het geheimenis van het evangelie te verkondigen en de gemeente te bouwen door het winnen van zielen, in wie Christus woning kan maken. Dan ook moeten we verwachten, dat de harmonie in het christelijke getuigenis schade lijdt en dat er in vele gevallen zelfs geen getuigenis omtrent de genade en wijsheid van Christus van de gemeente uitgaat.

Het geheimenis van onze verheerlijking 44)

De gemeente van de Heer Jezus Christus, met Pinksteren aan haar aardse loopbaan begonnen, nadert haar voltooiing. En ook die zal bereikt worden op een manier, waarvan de oudtestamentische profeten nog niet konden dromen. De gelovigen zullen in een moment verheerlijkt worden, geschikt gemaakt om de hemel te betreden. Terwijl het aardse leven “gewoon” verder gaat, terwijl de overige doden in hun graven blijven liggen, worden de gelovigen die reeds gestorven zijn, onvergankelijk opgewekt; zij die nog leven worden in een moment veranderd 45). En samen worden zij plotseling weggerukt om zo met Christus te zijn 46).

Samenvatting

De verborgenheden van God hebben betrekking op het werk van de Zoon van God in de periode die begint met de verwerping van Christus door Joden en heidenen. Alle oudtestamentische profetieën betreffende Israël en de volken die nog niet in vervulling waren gegaan, zijn toen – voor de menselijke waarneming – op de lange baan geschoven. God begon zijn gemeente te formeren uit Joden en heidenen. Pas als dit geheimenis, deze voorheen verborgen gebleven gedachte van God, zijn vervulling bereikt heeft, gaat Gods handelen met Israël en de volken weer verder.
Dit geheimenis van Christus en zijn gemeente wordt prachtig weergegeven in de woorden van 1 Timoteüs 3:16):

1 Timoteüs 3:16 vervuld in:
Die zich geopenbaard heeft in het vlees menswording en vernedering van Christus
is gerechtvaardigd door de Geest opstanding van Christus
is verschenen aan de engelen hemelvaart
is verkondigd onder de heidenen getuigend werk van de gemeente door de heilige Geest
geloofd in de wereld zichtbaar in de wandel der gelovigen
opgenomen in heerlijkheid verheerlijking van de gemeente

 

Het Koninkrijk in gelijkenissen

Gelijkenissen van Jezus

Jezus spreekt met zijn discipelen veel over de komst van het Koninkrijk. Hij doet dat dikwijls in de vorm van “gelijkenissen” of “parabels”. Dat zijn korte verhaaltjes die zijn publiek direct herkent. Ze dienen als illustratie om Gods gedachten te verduidelijken. Zo zet Jezus de omstandigheden uiteen waaronder dat Koninkrijk op aarde zal worden opgericht en wie er toegang toe zullen verkrijgen. Sommige gelijkenissen lijken voor zijn leerlingen onbegrijpelijk, omdat het zo in tegenspraak lijkt te zijn, met alles wat zij over God en zijn plannen weten. Alsof er een geheim is, dat nog niet eerder aan de profeten is geopenbaard. Kan het Gods Koninkrijk ook vorm krijgen op een manier, die tot dan toe verborgen gehouden is?

De openbaring van het koninkrijk

In een aantal gelijkenissen toont Jezus dat, hoewel het Koninkrijk van Israël wordt weggenomen (!) en een ‘verborgen’ vorm aanneemt, het uiteindelijk toch in de oorspronkelijk aangekondigde vorm openbaar zal worden. In deze gelijkenissen wordt getoond hoe en onder welke omstandigheden het Koninkrijk der hemelen komt en wie er deel in zullen hebben. Deze gelijkenissen zal ik in enkele andere artikelen inhoudelijk bespreken.

De verborgenheid van het koninkrijk

In een aantal andere gelijkenissen verklaart Jezus de vorm die het Koninkrijk aanneemt zo lang de Koning verworpen is. De meest kenmerkende verschillen met de uiteindelijke openbaring van Gods Koninkrijk zijn:

  1. Niet Israël staat centraal in Gods handelen met en spreken tot de wereld, maar God richt Zich rechtstreeks tot de gehele wereld (= de akker). 

  2. In de profetieën over Gods toekomstige rijk, worden bij het begin de kwaden uitgezuiverd en ook gedurende het Koninkrijk: als iemand blijkt tot de kwaden te behoren, wordt hij door de vloek getroffen. Maar Jezus spreekt over een vorm van het Koninkrijk, waarin goeden en kwaden naast elkaar bestaan tot “de oogst”.

Meer bijzonderheden over het Koninkrijk van God in deze periode van ‘verborgenheid’ worden ons door Paulus bekendgemaakt.

De gelijkenissen over de geheimenissen van het Koninkrijk zijn bedoeld om de geheimissen alleen aan hen bekend te maken, die tot het Koninkrijk behoren. Tegelijkertijd dienden ze ervoor om deze toekomstige vorm van het Koninkrijk verborgen te houden voor de Joodse leidslieden, die door hun ongeloof geen deel zouden hebben aan het Koninkrijk van God!

De geheimenissen van het Koninkrijk – en de gelijkenissen die daarover spreken – behandel ik in een andere artikelen inhoudelijk.

De interpretatie van gelijkenissen

Gelijkenissen zijn verhaaltjes die bedoeld zijn om Gods gedachten door illustraties te verduidelijken. Dergelijke verhalen vragen om een interpretatie. Maar daarbij moeten we dan wel op een paar dingen letten, zodat we niet op ons gevoel afgaand de gelijkenissen verklaren en door onze eigen fantasie worden meegesleurd.

  1. In de uitlegging dienen we rekening te houden met de verklaring van symbolen zoals Jezus die Zelf geeft bij enkele gelijkenissen.
  2. Als Jezus geen verklaring van beelden geeft, is het aannemelijk dat die beelden vanuit de Bijbel bekend kunnen zijn.
  3. Wanneer het gaat om de openbaring van het Koninkrijk, kun je aannemen, dat dezelfde dingen, zij het minder gedetailleerd,  al eerder in de Schrift bekend waren.
  4. Indien het gaat om de geheimenissen van het Koninkrijk, kan de uitlegging van de gelijkenissen nooit strijdig zijn met wat ons elders in het Nieuwe Testament over Gods werk in de periode van geheimenissen geleerd wordt.
  5. Elke gelijkenis kent zowel een (profetische) verklaring als een (morele) toepassing.
    De verklaring legt uit om wie, om welke tijd, om welke gebeurtenissen het in de gelijkenis primair gaat. Daarbij moeten alle details in aanmerking genomen worden.
    De toepassing leidt daaruit de praktische betekenis voor ons leven af, waarbij rekening gehouden moet worden met het feit, dat wij misschien in een andere heilsperiode leven dan die, waarover het in de gelijkenis gaat. In dat geval leren we van de algemene principes zonder alle details rechtstreeks toe te passen.
    Pas als we een bijbelse verklaring van een gelijkenis gevonden hebben (dat is een verklaring die in harmonie is met het gebruik van beelden in de gehele Bijbel en met de hele samenhang van de Bijbel), kunnen we komen tot een juiste toepassing van de gelijkenis op ons eigen leven.

 

De geschiedenis van Gods Koninkrijk

Vanaf de schepping

Vanaf de grondlegging der wereldVan het allereerste begin had God het plan om zijn koninkrijk op aarde te vestigen. God wil als Koning heersen om zijn schepselen op aarde te laten genieten van Gods gerechtigheid en vrede. De mens was geroepen om in Gods naam de aarde te beheren en te bewaren door eenvoudig met God te wandelen. De zondeval kwam er tussen, maar Gods plan is niet wezenlijk veranderd. In de veroordeling van de slang die Adam en Eva verleidde, ligt de belofte besloten, dat er eens een mens zal zijn, die de zonde teniet zal doen. Dan zal – om een nieuwtestamentische uitdrukking te gebruiken – de tweede mens op aarde regeren. Tegelijk is het duidelijk, dat in de Bijbel wordt aangekondigd, dat de Heer Zelf als Koning op aarde zal regeren. Vele oudtestamentische profeten hebben daarover gesproken.

De roeping van Israël

Het volk van de Koning

De eerste keer dat deze Godsregering in de Bijbel wordt genoemd, is als Mozes God tot Koning uitroept in het lied dat gezongen werd nadat God de vijanden van het volk Israël had doen omkomen in de Schelfzee. In de nacht waarin het Pascha gevierd werd, was de natie Israël geboren. Het was Gods plan om door dit volk de aarde te regeren. God wilde in hun midden regeren en zo zijn heerschappij vestigen over de gehele aarde.

De Koning verworpen

Eén van de meest tragische momenten in de geschiedenis van Israël is opgetekend in het boek Samuël: De oudsten van het volk Israël vroegen aan Samuël, de profeet van God: “Benoem liever een koning om ons te besturen, zoals alle andere volken er een hebben” (1 Samuël 8:7). Ze verwierpen God als hun koning.

Het volk niet verworpen

Maar hoewel het volk de Heer verwerpt, verandert Gods plan niet. De Heer had voorzien dat zijn volk de andere volken zou volgen in hun verlangen een koning. Toen zij God afwezen, dachten ze echter niet aan de voorwaarde die God gesteld had: hun koning moest lijken op de leiders van de andere volken. En al was God boos over de afwijzing, Hij gaf hun wat de wilden: een koning naar hun hart. Een koning die politiek en militair goede dingen deed, maar het belangrijkste naliet: hij leidde zijn volk niet op de weg van gehoorzaamheid en toewijding aan God.

De Messias: Koning naar Gods hart

Nadat God Saul, de koning naar het hart van het volk, terzijde had geschoven, gaf Hij hun David tot koning, een man naar Gods hart. Uit hem zou de Messias voortkomen, die Koning zal zijn over Israël en over de volken).

Hoewel Davids zoon Salomo regeert op de troon van de Heer, is hij niet de Messias-Koning. De profeten verwachten iemand, groter dan Salomo, die het koningschap op Zich neemt, aan wiens Koningschap geen einde komt. Die niet alleen zoon van David zal zijn, maar tevens: Zoon van God. Aan Hem zullen alle koningen der aarde onderworpen zijn.

De Messias verworpen

Jesaja wist al, dat de boodschap over de komende koning, de laatste zoon van David, de Zoon van God weinig gehoor zou vinden. Zelfs de volgelingen van Jezus realiseerden zich maar nauwelijks, dat deze Jezus dezelfde was als de Heer uit het Oude Testament. En Hij, die eerder als God verworpen werd, wordt nu ook in overeenstemming met één van zijn gelijkenissen als mens niet geaccepteerd om koning over Israël te zijn.

Het Koninkrijk tussen kruis en wederkomst

Uitstel van de belofte

Is met de dood van de Koning het koningschap en het Koninkrijk van God van de baan? Dat niet. Hij wordt in de hemel uitgeroepen tot koning. Het openbare koningschap van Jezus is hooguit uitgesteld tot een ons onbekende, maar denkelijk nabije datum in de toekomst.

Een nieuwe vorm

In die periode van uitstel heeft het Koninkrijk een vorm aangenomen, die in voorgaande tijden onbekend was. Niet langer staat in dit Koninkrijk Israël centraal, niet langer is daar de troon van de Heer in Jeruzalem. Nu behoren tot het Koninkrijk van God allen die in de Heer geloven. In hun harten woont en regeert Hij.

Het Koninkrijk der hemelen

Voorzover dit Koninkrijk uiterlijke vormen, organisatiestructuren, heeft, wordt het aangeduid als Koninkrijk van God of Koninkrijk der hemelen. De uitdrukking Koninkrijk der hemelen komt alleen bij Matteüs voor. De uitdrukking Koninkrijk van God wordt gebezigd door alle vier de evangelisten (Matteüs, Marcus, Lucas, Johannes) en Paulus. Hoewel deze beide termen vaak synoniemen lijken te zijn, lijken er ook wat verschillen te zijn. Je zou kunnen zeggen dat het Koninkrijk van God gevormd wordt door alle wedergeborenen samen. Rechtvaardigheid, vrede en blijdschap zijn de door de Heilige Geest bewerkte zichtbare kenmerken van de burgers van dit rijk.

Het Koninkrijk der hemelen is een ruimer begrip. Het omvat de gehele christenheid, allen die zich christenen noemen – gelovigen en naamchristenen samen. In het Koninkrijk der hemelen bestaan goeden en kwaden, soms nauwelijks van elkaar te onderscheiden, naast elkaar – voor de menselijke waarnemer tenminste. Ik hoef dan ook niet te bepalen wie er vandaag de dag wel of niet tot dit Koninkrijk behoort, maar alleen m’n eigen hart te onderzoeken, of Christus in mij is.

De belofte niet herroepen

Het moge duidelijk zijn, dat deze vorm van het Koninkrijk, die aan de oudtestamentische profeten niet geopenbaard was, niet de laatste fase in de geschiedenis van het Koninkrijk van God is. De openbare Godsregering op aarde, door de profeten aangekondigd, zal bij de terugkeer van Jezus Christus worden opgericht!

Het koninkrijk Gods

Heb jij wel eens moeite bij het lezen van de gelijkenissen uit het Nieuwe Testament? Ze gaan steevast over het Koninkrijk van God of het Koninkrijk de hemelen. Maar wat betekenen deze verhalen nu eigenlijk? Hoe moet je ze interpreteren? Zijn daar regels voor of zijn we overgeleverd aan onze fantasie?

In het boek “Het Koninkrijk Gods” probeer ik een bredere kijk op het onderwerp te presenteren. Allereerst schets ik de heilshistorische hoofdlijn, onmisbaar bij het lezen van de Bijbel. Vervolgens hanteer ik de volgende uitgangspunten:

  1. Wat staat er nu precies? Want we lezen niet altijd even nauwkeurig.
  2. Daar een aantal gelijkenissen lijkt te gaan over de toekomst, in het bijzonder van 2 groepen mensen: Joden en niet-Joden (“de volken”), is ook de vraag belangrijk, hoe mijn uitlegpogingen recht doen aan de heilshistorische hoofdlijn, die immers gaat over Gods handelen tot heil van alle mensen.
  3. Om te voorkomen dat ik mijn fantasie volg bij de interpretatie van de beeldspraak van Jezus, zal ik steeds teruggrijpen op verklaringen van de beeldspraak die elders in de Bijbel gevonden worden.
  4. Elk verhaal heeft zowel een heilshistorische betekenis als een praktische toepassing.

Het boek “Het Koninkrijk van God” werd uitgegeven door Robert de Telder (2020) van uitgeverij Aksent in Bouwel (B), maar is in druk niet meer nieuw verkrijgbaar.  

Vol van de Geest

Jezus belooft aan zijn volgelingen, dat de Hij hen de Heilige Geest zal sturen om bij hen te zijn en zelfs in hen te wonen: “ Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de ​Geest​ van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven” (Johannes 14:16,17). Daarnaast lezen we in de Bijbel over mensen die vervuld van de Heilige Geest worden of zijn.

De inwonende Geest

Het is een voorrecht dat je, samen met alle gelovigen, zeker mag weten dat Gods Geest in je woont. Dat begon, waarschijnlijk zonder dat je er erg in had, op het moment dat je tot geloof kwam en Jezus erkende als verlosser (Efeziërs 1:13). De Heilige Geest is het eerste dat God je geeft.

Vervuld worden of vol zijn met de Geest

Naast het feit dat God zijn Geest geeft, is er in de Bijbel ook sprake van het vervuld zijn of worden met de Geest. Dat is niet vanzelfsprekend het geval. Het is aan bepaalde voorwaarden verbonden en het neemt twee verschillende vormen aan:

  • een tijdelijke, voorbijgaande vorm
  • een meer blijvende vorm

In het Grieks worden hiervoor twee verschillende werkwoorden gebruikt.

Vervuld worden

Het eerste woord is ‘pimplemi’ (πίμπλημι). In de Nederlandse vertaling wordt het weergegeven als ‘vervuld (worden)’. Dit is iets dat mensen in het Oude Testament overkwam, zoals Bezaleël – hij werd vervuld van Gods Geest om de tabernakel te bouwen. In het Nieuwe Testament is er nog vóór de uitstorting van de Geest hetzelfde verschijnsel bij Johannes de Doper en zijn ouders, Zacharias en Elisabet. En na de uitstorting van de Heilige Geest wordt bij verschillende gelegenheden gezegd dat de discipelen, door de Heilige Geest vervuld werden.

Uit die teksten blijkt, dat deze vervulling diende om iemand in staat te stellen een bijzondere dienst te verrichten; om bijvoorbeeld onder moeilijke omstandigheden vrijmoedig te getuigen, om te profeteren of om een bijzondere bestraffing uit te spreken.

Hetzelfde woord wordt ook gebruikt, wanneer het niet gaat om vervulling met de Geest van God: iemand wordt vervuld met toorn, met vrees, met verbazing en ontzetting, met naijver. Het woord ‘pimplemi’ beschrijft dus een tijdelijke en voorbijgaande toestand, die zich vaker kan voordoen als reactie op de situatie waarin de persoon die vervuld wordt zich bevindt.

Vol zijn

Het tweede woord is ‘plérès’ (πλήρης), dat in de NBG-vertaling op één uitzondering na wordt weergegeven als ‘vol zijn’. De NBV laat het onderscheid met ‘pimplemi’ terugkomen in het werkwoord: vervuld zijn). Het wordt gezegd van Jezus, van zeven mannen, van Stefanus en van Barnabas. Uit deze teksten blijkt, dat het ‘vol zijn’ geen verband houdt met bijzondere omstandigheden en gebeurtenissen. Het beschrijft meer een blijvende toestand.

De enige uitzondering in de NBG-vertaling is Efeziërs 5:18. Consequent vertaald had daar moeten staan: “Wees vol van de Geest‘. Je zou het ook kunnen weergeven met: “Laat je vol maken door de Heilige Geest” (vgl. NBV). Gezien het woordgebruik in het Nieuwe Testament is dit voor gelovigen niet bijzonder, maar eigenlijk normaal. Het maakt als volgelingen van Jezus herkenbaar. Dat betekent niet, dat wij meer van de Geest nodig hebben, want God geeft de  Geest  zonder maat, maar dat de Geest meer van ons nodig heeft. Daarvoor zijn onder meer belangrijk:

  • Dorst hebben
    37… Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 38“Rivieren van levend water zullen stromen uit het ​hart​ van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift. 39Hiermee doelde Jezus op de ​Geest​ die zij die in hem geloofden zouden ontvangen.. (Johannes 7:37-39). Christus is de bron van levend water. Je hebt dorst, als je verlangt naar een leven van overwinning en kracht, heiligheid en geestelijke vrucht,
  • Toewijding
    De Heer ons hele hart, zoals blijkt uit worden als “Stelt u ten dienste ….” (Romeinen 6:13 en 19) of: “…. Ik vraag u om uzelf als een levend, heilig​ en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u” (Romeinen 12:1). Als we vol willen zijn van de Geest, zullen we Hem in elk facet van ons leven toelaten: in de bibliotheek van onze gedachten, in de eetkamer van onze begeerten de zitkamer van onze relaties, de werkkamer van onze maatschappelijke betrekkingen, in de kelder van onze emoties, die we afgesloten houden voor anderen, omdat we ons schamen als anderen de inhoud ervan zouden zien.
  • Gehoorzaamheid
    Wie zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft” (1 Johannes 3:24). Of God in ons blijft is geen vraag. Het bewijs daarvan is de Heilige Geest die ons gegeven is. Maar of wij in God blijven, is afhankelijk van onze bereidheid de weg van nederigheid en zelfverloochening te gaan, waarop God ons leidt. Wil ik me altijd richten op het gebod het gebod van mijn Heer?

Vol blijven van Gods Geest

Er zijn een paar dingen van belang om vol van de Geest te blijven.

  • Bidden
    Bidt​ met aanhoudend ​bidden​ en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, blijf waakzaam met alle volharding en smeking voor alle ​heiligen” (Efeziërs 6:18).
  • Overdenk Gods Woord
    “Ik berg uw woord in mijn ​hart, opdat ik tegen U niet zondige” (Psalm 119:11).
  • Betrek Jezus bij alle dingen in je leven
    Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen” (Johannes 15:7).
  • Bedroef de Geest niet
    30Maak Gods heilige​ Geest​ niet bedroefd, want hij is het stempel waarmee u gemerkt bent voor de dag van de verlossing. 31Laat alle wrok en drift en boosheid varen, alle geschreeuw en gevloek, en alle kwaadaardigheid. 32 Wees goed voor elkaar en vol medeleven; ​vergeef​ elkaar zoals God u in ​Christus vergeven heeft” (Efeziërs 4:30-32).

In een vreemde tongval

Eén van de opvallendste uitingen van de Geest (ook wel geestesgaven genoemd) is het spreken in vreemde talen, vaak aangeduid als “tongentaal”

De eerste keer dat dit verschijnsel in de Bijbel voorkomt, is in Handelingen 2. Als de Geest wordt uitgestort en de gemeente van Christus gevormd wordt, spreken de 120 gelovigen opeens in allerlei talen, die ze voorheen niet geleerd hadden. Bij twee of drie andere gelegenheden in het boek Handelingen komt dit verschijnsel eveneens voor. Verder wordt er alleen gewag van gemaakt door Paulus in zijn eerste brief aan de gemeente van Korinte. Daar was het blijkbaar een belangrijk punt geworden, dat vooral veel onrust teweeg bracht en bijdroeg aan een wanordelijk verloop van de samenkomsten.

Klank of taal?

De volgende vraag doet zich bij dit verschijnsel voor: Wat gebeurt er nu eigenlijk? We proberen aan de hand van de diverse teksten het fenomeen te beschrijven.

In Handelingen 2:4 is sprake van “vreemde talen”(NBV), “andere talen” (Statenvertaling), “andere tongen” (NBG51). In vers 6 gebruiken alle vertalingen het woord “taal”. In het Grieks worden er twee woorden gebruikt. In Handelingen 2:4 is dat ‘glossa’ (γλῶσσα, vertaald door tong of door taal, vergelijkbaar met het Franse ‘la langue’). Even later in vers 8 wordt het woord ‘dialektos’ (διάλεκτος, ons woord ‘dialekt’) gebruikt voor hetzelfde verschijnsel. Het verband maakt duidelijk, wat er precies gebeurt: de discipelen van Jezus, gewend zich uit te drukken in het Aramees of het Grieks, de voertalen in die dagen, spraken opeens in de talen van de Parthen, ​Meden​ en Elamieten, maar ook in de talen die gesproken werden in  Mesopotamië, Judea, Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië, Pamfylië, ​Egypte, en de streken van Libië, dat bij Cyrene ligt. Maar ook Romeinen, ​Joden, Kretenzen en Arabieren hoorden hen in hun eigen taal spreken. Het is duidelijk, dat het gaat om gewone, menselijke talen. Het ongewone is, dat hier mensen die deze talen niet geleerd hadden, ze konden spreken.

In 1 Korintiërs 12 wordt gesproken over “klanktaal” (NBV), “tongen” (NBG51) of “talen” (Statenvertaling), terwijl er in het Grieks alleen ‘glossa’ (γλῶσσα) gebruikt wordt. De woordkeuze van de NBV suggereert, dat het niet om een gewone taal gaat, maar om onverstaanbare klanken. Maar het zou vreemd zijn, als het verschijnsel dat Paulus hier beschrijft niet te vergelijken is met dat in Handelingen, hoewel het met hetzelfde woord wordt aangeduid. De conclusie moet wel zijn, dat het spreken in talen gaat over gewone menselijke talen. Blijkbaar wilde de Geest iets duidelijk maken door mensen die voor hen onbekende talen te laten spreken om de aandacht van alle toehoorders te richten op “de grote daden van God“.

Het talenwonder aangekondigd

Het wonder van de talen kwam in Handelingen 2 niet zomaar uit de lucht vallen. Want God had het in het Oude Testament al aangekondigd. Jesaja schreef de volgende woorden: … door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: Dit is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing – maar zij wilden niet horen.

God richt zich tot de leiders van Jeruzalem, het Joodse volk, waartoe ook priesters en profeten behoorden. Zij vervormen het dienen van God tot een systeem van regeltjes en wetten, maar houden hun harten gesloten voor de God, die exclusief tot Israël sprak, in hun eigen taal en de volkeren hun eigen gang had laten gaan. Die waren in de dagen van Paulus, maar ook al ver daarvoor, vervreemd van het leven van God. Tot zijn volk dat niet wilde horen, zegt God, dat Hij andere talen gaat spreken, in een vreemde tongval. Waarmee Hij zijn eigen volk gelijk schakelt met andere volken. Dat is precies wat je in het boek Handelingen ziet gebeuren. Het begint dat Gods Geest de volgelingen van Jezus in de talen der heidenen laat spreken – de Joden die uit al die landen naar Jeruzalem gekomen waren om het Pinksterfeest te vieren, verstonden hen. En in de loop van het bijbelboek lees je, dat steeds andere groepen door God aangesproken worden – Samaritanen, de Romeinse hoofdman Cornelius, en vervolgens in alle steden waar Paulus komt allerlei anderen. Tot in het laatste hoofdstuk duidelijk wordt, dat omdat het evangelie overal door (een meerderheid van de)  Joden afgewezen wordt, het evangelie ongeremd gebracht zal worden aan alle volkeren en “zij zullen wel luisteren“.

Het talenwonder is dus een teken dat duidelijk maakt, dat Israël in Gods handelen geen bevoorrechte plaats meer heeft – althans tijdelijk. Want het blijft natuurlijk staan, dat God in de eerste plaats voor hen Jezus uit de doden heeft doen opstaan. Die vervulling van die belofte, komt als Israël zich massaal bekeert tot de Messias en Jezus terug komt.

Een teken voor ongelovigen

Paulus kende de profetie uit Jesaja en citeert hem ook in de brief aan de Korintiërs en voegt er zijn conclusie aan toe: “Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen; de ​profetie​ echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven. De context maakt duidelijk, dat met “de ongelovigen” mensen bedoeld worden die tot “dit volk” behoren; ongelovige Joden. Voor hen was het teken van Jesaja bedoeld. Zij moesten gaan begrijpen, dat het niet meer uitmaakte of je Jood of heiden was, besneden of onbesneden. Voor hen moest het duidelijk zijn, dat Joden geen bevoorrechte positie bij God meer hadden en dat de heidenen niet eerst Jood hoefden te worden om met God te kunnen leven.

Ook het vervolg van de Korintebrief maakt dit duidelijk. Want als er in Korinte een ongelovige plaatsgenoot zou binnenkomen, vrijwel zeker een Griek en geen Jood, moest er niet vreemde talen gesproken worden maar in begrijpelijke taal. Want de Griek die binnenkwam zou anders alleen maar denken dat er wartaal gesproken werd en er niets van begrijpen.

Uitblinken tot opbouw van de gemeente

Voor het goede verstaan: alle opmerkingen van Paulus staan in de context van de gemeentelijke samenkomsten, bedoeld voor de opbouw van de gelovigen. Alle genadegaven en andere uitingen van de Geest worden ingezet tot opbouw van de gemeente. Maar wie in een vreemde taal spreekt, bouwt hooguit zichzelf op, zegt Paulus. Het klinkt haast een beetje verwijtend, alsof er oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van iets dat God gegeven heeft. Maar de zorg van Paulus is, dat er in Korinte meer aandacht was voor geestesuitingen, dan voor het effect op de gelovigen: de opbouw van hun geloof en van de gemeente.

Natuurlijk is het mogelijk, zeker in die tijd in Korinte, dat er Joden de bijeenkomsten – die immers veel weg hadden van de bijeenkomsten in een synagoge – bezochten. Daarom verbiedt Paulus het spreken in talen niet. Maar naast zijn opmerkingen over de personen voor wie dit teken bedoeld is, stelt hij nog wat praktische regels in:

  • niet allemaal tegelijk
  • één of twee personen
  • een vertaler voor de toehoorders, zodat iedereen van de grote daden van God hoort en opgebouwd wordt.

Geen willoze werktuigen

Als de Geest werkt, raakt degene door wie Hij werkt, niet in een soort trance of extase. God maakt ons niet tot willoze werktuigen. Ook mensen die door de Geest geleid worden, gaan met overleg te werk: “De geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen, want God is geen God van wanorde, maar van ​vrede” (1 Korintiërs 14:32,33). Wie wil bijdragen aan de opbouw van de gemeente zou zichzelf dus vragen als de onderstaande kunnen stellen:

  • Waarom wil ik dit zeggen of doen? Zoek ik het goede voor anderen of speelt eigen eer ook een rol?
  • Is wat ik zou willen inbrengen geschikt voor deze groep mensen?
  • Is het passend in de situatie of brengt het juist onrust te weeg?
  • Zou het verstandig zijn om eerst ruggespraak te houden met een oudste in de gemeente?

foto: Pixabay

Bijzondere uitingen van de Geest

In een vorig artikel zagen we, dat de Heilige Geest elke gelovige wil inschakelen om de gemeente, het lichaam van Christus, te laten groeien. De manier waarop Hij dat doet wordt in onze bijbelvertalingen aangeduid als genadegaven of geestesgaven. Waarschijnlijk is het meer correct om te spreken over uitingen van de genade cq Geest, zoals in 1 Korintiërs 12:1.

In dit artikel staan we stil bij de uitingen van de Geest, waarover Paulus uitvoerig schrijft in de eerste brief aan de Korintiërs. Ter herinnering: de brieven aan de gemeente in Korinte zijn geschreven aan een gemeente die mede door de prediking van Paulus ontstaan is. Maar veel later is er veel mis gegaan, waardoor Paulus enkele brieven ter correctie moet sturen. Hij gebruikt nogal ferme taal om hen terecht te wijzen.

Uitingen van de Geest

In de gemeente van Korinte was veel aandacht voor de uitingen van de Geest, in sommige vertalingen ook weergegeven als ‘gaven van de Geest’. Wat overigens niet wil zeggen, dat het allemaal zulke geestelijke mensen waren, want er waren ook nogal wat misstanden. Daarom vindt Paulus het nodig hen ter correctie op het punt van de uitingen van de Geest wat nader onderricht te geven. Hij schrijft in 1 Korintiërs 12:

7Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. 8Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; 9aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest; 10aan de een werking van krachten, aan de ander ​profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen.

Anders dan in het overzichtje in Romeinen 12 zijn het  hier zeker niet allemaal menselijke vaardigheden die door de Geest geheiligd worden. Het gaat over uitzonderlijke krachten, waardoor de Heilige Geest zich manifesteert.

Wonderen, tekenen en krachten

In het Nieuwe Testament wordt een aantal keren gewag gemaakt van het feit, dat God werkt door wonderen, tekenen en krachten. Het feit, dat deze verschijnselen “tekenen” worden genoemd, duidt erop, dat dit niet de normale manier van werken voor God is, maar dat Hij er iets speciaals mee wil zeggen.

In Handelingen 2:22 vertelt Petrus, dat de wonderen die Jezus deed tot doel hadden om aan te tonen, dat Hij door God was gezonden als de Messias, de Verlosser en Koning van Israël.

in 2 Korintiërs 12:12 wordt duidelijk gemaakt, dat wonderen die de apostelen deden, gezag verleenden aan hun woorden. Door de tekenen werd duidelijk, dat zij niet alleen maar een mooi verhaal vertelden, maar dat hun boodschap van God afkomstig was. Dat was zeker nodig als het evangelie aan Joden verkondigd werd – en Paulus zocht in elke stad die hij bezocht eerst de Joden op. Immers, zij kenden de woorden van God, maar de boodschap die zij van de apostelen hoorden, week op sommig punten nogal af van de (oudtestamentische) boodschap die zij kenden. Daarom bevestigde God door tekenen en wonderen en velerlei krachten de woorden van de apostelen.

Tot slot maakt Hebreeën 6:5 duidelijk, dat de wonderen verwijzen naar het einddoel dat God met de hele schepping voor ogen staat. Het zijn de krachten van de toekomende eeuw, het koninkrijk van God met de Messias als Koning, waar de Joden naar uitkeken en dat door Jezus verkondigd werd. Voor de Joden moest zo duidelijk zijn, dat dit evangelie, dat voorheen niet op deze manier bekend was gemaakt, toch de weg was naar Gods nieuwe wereld.

Het heeft er in elk geval de schijn van, dat de tekenen vooral van belang waren voor de (ongelovige) Joden. Zij verlangden tekenen, omdat Mozes de verlossing van het volk aankondigde onder begeleiding van wonderen (de plagen van Egypte, de staf van Aäron, het manna, de doortocht door de zee). En ook de komst van de Messias zou gepaard gaan met wonderen: lammen zouden lopen, blinden zouden ziende worden, etc.

Paulus beantwoordt het Joodse verlangen naar tekenen en de Griekse voorkeur voor meeslepende wijsheid met de eenvoudige verkondiging van de gekruisigde Christus (1 Korintiërs 1:21-24).

Werkt de Geest door iedereen op dezelfde manier?

De tekst die in het begin van dit artikel werd aangehaald, suggereert al, dat de Heilige Geest in de ene persoon zo werkt, in een andere persoon op ee andere manier. Dat wordt aan het het eind van het hoofdstuk nog eens benadrukt: de Geest werkt niet in alle personen op dezelfde manier. Het is dus niet juist om te veronderstellen, dat één bepaalde “gave” het bewijs is, dat iemand de Geest van God ontvangen heeft of in de Geest is gedoopt.

Blijkbaar had in Korinte het idee post gevat, dat iemand die de Geest ontvangen had, net als de apostelen over bijzondere krachten bezat. Dat kijkt een beetje op de reactie van Simon de tovenaar in Samaria, die zo onder de indruk was van de krachten van Petrus en Johannes, dat hij hetzelfde wilde kunnen doen (Handelingen 8:13-21) en er zelfs voor wilde betalen. Paulus roept later op tot bedachtzaamheid, om niet te zinnen op hoge dingen, maar om te  ontdekken, wat God in ons persoonlijk wil doen.

Het doel van het werk van de Geest

Nu we nadenken over de uitingen van de Geest, is het ook goed om ons te realiseren, met welk doel de Geest werkt in ons als gelovigen. Het is al een keer eerder genoemd, maar het is goed het hier nog een keer te noemen. De Geest is gegeven om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, zodat ze een bijdrage leveren aan de (geestelijke) groei van de gemeente. Als we ernaar verlangen, dat we de Geest aan het werk zien, zullen we “ernaar streven uit te blinken in de opbouw van de gemeente” (1 Korintiërs 14:12).

In hetzelfde veerband geeft Paulus  de gemeente het advies om vooral die uitingen (gaven) van de Geest in de samenkomsten aan bod te laten komen, die het meest bijdragen aan de opbouw van de gemeente:

1Jaagt de liefde​ na en streeft naar de gaven van de Geest, doch vooral naar het profeteren. 2Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het; door de Geest spreekt hij geheimenissen. 3Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Korintiërs 14:1-3).

Paulus had vernomen, dat de samenkomsten van de gemeente in Korinte meer kwaad dan goed deden. Naast de eerder genoemde problemen, lijkt hoofdstuk 14 erop te wijzen, dat er in Korinte ook nogal wat te doen was om het spreken in talen, dat door Paulus als voorbeeld vergeleken wordt met het profeteren. En, zonder iets af te doen aan de waarde van het spreken in (onbekende) talen, moedigt hij in elk geval het gebruik in de gemeentelijke samenkomsten niet aan. Want terwijl de gaven gegeven zijn tot opbouw van de gemeente, wordt bij het spreken in talen hooguit de spreker opgebouwd. (over het spreken in talen zal nog een apart artikel verschijnen)

De insteek van Paulus is duidelijk: de bijzondere gaven of uitingen van de Geest die we zouden kunnen samenvatten als wonderen of krachten zijn met een speciaal doel gegeven. Door nauwkeurig de apostolische brieven te bestuderen, kunnen we dat doel leren kennen. Dan zullen we de situaties herkennen waarin verwacht kan worden dat Geest op die manier zal werken. Anders zullen we ons mogelijk blindstaren op imitaties van dergelijke uitingen of erger.

Paulus vraagt niet zozeer aandacht voor de bijzondere gaven (of liever: uitingen ) van de Geest, maar veel meer voor de bedoeling van God met ons als individuele gelovigen en als gemeente van Jezus Christus. God wil zijn gemeente opbouwen in het geloof en laten groeien in het kennen van Jezus. De Heilige Geest wil elke gelovige gebruiken om die groei van de gemeente te bevorderen. Hij maakt gebruik van je talenten, die in zijn handen tot uitingen van genade en van Gods Geest worden.

Vraag je je af, hoe de Heilige Geest jou kan gebruiken? Bedenk dan, dat mannen als Mozes, Jeremia en Timoteüs het meest last hadden van het gevoel dat ze niet bruikbaar of te jong waren. Voor God was dat allemaal niet zo belangrijk is. God kijkt naar je hart: wil jij hetzelfde als God? Houd je van mensen, zoals God van mensen houdt? Je gezindheid is belangrijker dan je bekwaamheid, dan wat jij wel of niet denkt te kunnen.

  • Realiseer je, dat jij een uniek talent (of meerdere) van God gekregen hebt, bedoeld als gave aan de gemeente.
  • Stel je ten dienste van God. Ga  uit van wat je kunt en prettig vindt; kijk om je heen wat de ander / de gemeente nodig heeft en vraag je af  of jij daarin zou willen voorzien. Gaandeweg ontdek je misschien wel, dat je geleid en gebruikt wordt.
  • Stel jezelf maar een paar vragen. Niet: wat heb ik de ander te bieden? Veel meer: wat heeft de ander nodig? En: wilt U mij daarvoor gebruiken, Heer?

De doop met de Geest

Johannes de Doper zegt over Jezus: “Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest” (Markus 1:8). Jezus herinnert zijn leerlingen aan deze uitspraak,  als Hij hen opdracht om na zijn hemelvaart Jeruzalem niet te verlaten, maar te wachten op de vervulling van de belofte: “Binnenkort worden jullie ​gedoopt​ met de ​heilige​ Geest” (Handelingen 1:4,5). Dit leidt tot de conclusie, dat de doop met de Heilige Geest heeft plaatsgevonden bij het Pinksterfeest, dat in Handelingen 2 beschreven wordt.

Teksten over de doop met de Heilige Geest

Evangeliën
De doop met de Heilige Geest komt 4 keer in de evangeliën voor. De evangelisten Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes maken alle vier gewag van de woorden van Johannes de Doper die hierboven al geciteerd zijn.

Handelingen
Verder komt deze uitdrukking 2 keer voor in het boek Handelingen. De eerste keer herinnert Jezus de leerlingen aan de woorden van Johannes de Doper. De tweede keer roept Petrus de woorden die Jezus vlak voor zijn hemelvaart uitsprak in herinnering. In beide gevallen wordt er geen nadere uitleg bij gegeven.

BrievenTot slot komt de uitdrukking één keer voor in de apostolische brieven. Daar wordt in een paar woorden uitleg gegeven omtrent de betekenis van deze uitdrukking.

Betekenis van de doop met de Heilige Geest

Er is dus een duidelijke uitspraak van een apostel over de betekenis van de doop met de Heilige Geest:

Wij zijn allen ​gedoopt​ in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu ​Joden​ of Grieken zijn, of we nu ​slaven​ of vrije mensen zijn” (vgl. 1 Korintiërs 12:13 NBG51).
De doop met de Heilige Geest markeert hier het begin van de gemeente als lichaam van Christus. Dit “lichaam van Christus komt in de brieven van Paulus vaker ter sprake. In Efeziërs beschrijft hij hoe Joden en heidenen als vijanden van elkaar gescheiden waren, maar dat Christus die twee tot één nieuwe mens zou scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, met God zou verzoenen.

Het lichaam van Christus, ontstaan door de doop met de Heilige Geest, is een organisme met Christus als hoofd en degenen die in Christus geloven als de leden. In het Nieuwe Testament wordt deze eenheid aangeduid als “gemeente” (of:kerk (NBV),  Gr.: ἐκκλησία, ekklesia); voor het eerst gebruikt door Jezus toen Hij aankondigde zijn gemeente te gaan bouwen op het fundament van het geloof in Jezus als de Messias.

Een lichaam leeft door de geest die in het lichaam woont. Zo is het lichaam van Christus een levend organisme, een eenheid, door de Heilige Geest. Het menselijk lichaam is een instrument waardoor de menselijke geest zich manifesteert. Zo is de gemeente, het lichaam van Christus, het instrument voor de activiteiten van de Heilige Geest.

De doop met de Geest en het ontvangen van de Geest

Er zijn in dit verband twee zaken die onderscheiden moeten worden: de doop met de Heilige Geest en het ontvangen van de Heilige Geest. Al is het misschien zo, dat in Handelingen 2 die dingen wel samenvielen, ze zijn niet hetzelfde.

Bij de doop met de Geest gaat het niet om iets dat in de gelovige verandert. Het gaat om een werk dat aan en met de gelovigen gebeurde, waardoor ze allen tot één lichaam verbonden werden. De uitdrukking dopen met (of: “dopen in”), komt vaker in de Bijbel voor:

  • De doop in water – door Johannes de Doper
  • De doop met de Geest – door Christus
  • De doop in de zee en in de wolk – gebeurtenissen in de geschiedenis van het volk Israël

Het is duidelijk dat degenen die in water, in de zee en in de wolk gedoopt werden, niets ontvingen van datgene waarin zij gedoopt werden. De gedacht is niet: ‘je ontvangt iets’, maar: ‘je wordt verbonden met iets of iemand’, ‘je gaat over van het ene gebied naar een ander’. Door de doop in de wolk werden de Israëlieten verbonden met de heerlijkheid en de tegenwoordigheid van God. Door de ‘doop in de zee’ werden ze gescheiden van Egypte en geleid in de woestijn. Door de doop met de Heilige Geest worden gelovigen uitgeleid uit hun oude bestaan (als Jood, heiden, slaaf, vrije, enz.) en ingelijfd in het lichaam van Christus, verbonden met Christus en met allen die van Christus zijn. Met als doel: als lichtende lichtende sterren in een donkere wereld samen Jezus’ liefde zichtbaar maken

De doop met de Geest is in de Bijbel het startpunt van de gemeente. De geboorte van de gemeente is dus als gebeurtenis onherhaalbaar. Op het moment dat je tot geloof in Jezus komt, ontvangt je de Heilige Geest en word je ingeplant in het lichaam van Christus. Daardoor krijg je automatisch deel aan de zegen die de doop met de Geest teweeg bracht.
Je zou hier het menselijk lichaam als analogie kunnen gebruiken: de cellen die nu ons lichaam vormen, hebben de geboorte van ons lichaam niet meegemaakt, maar zijn voortgebracht door dat lichaam, dat zoveel jaar geleden geboren werd.

We hoeven dus niet te bidden om de doop met de Heilige Geest, maar we mogen God danken, dat we daaraan deel hebben in Christus. Natuurlijk bidden we wel om de werking van de Heilige Geest,maar dat komt in een ander hoofdstuk, over de vervulling met de Geest, aan de orde.

De doop met vuur

In twee van de teksten over de doop met de Geest uit de Evangeliën wordt Johannes de Doper iets uitgebreider geciteerd: “Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur“. Soms wordt dit opgevat als: “hij zal dopen met het vuur van de Heilige Geest”, in de betekenis van vurigheid, enthousiasme. Daarbij wordt dan gedacht aan het verschijnsel dat zich voordeed bij de uitstorting van de Heilige Geest, waarbij “tongen als van vuur” zich verdeelden over de volgelingen van Jezus, die vervolgens vrijmoedig getuigden van Jezus.

Alleen Johannes heeft over een doop in vuur gesproken. Jezus sprak alleen over de doop met de Geest en ook Petrus heeft de doop in vuur niet genoemd.

Als je nu nauwkeurig leest, merk je op, dat Johannes het heeft over twee verschillende dopen, met een totaal verschillend karakter. Let erop, dat Matteüs en Lucas, anders dan Marcus en Johannes, het publiek beschrijven dat naar Johannes is komen luisteren. Dat zijn onder andere Farizeeën en Sadduceeën, die door Johannes de Doper ontmaskerd worden als “adderengebroed”, die zich schijnheilig wilden laten dopen. Daarnaast zijn er “tollenaars” en “soldaten” die zich willen laten dopen, omdat ze oprecht verlangen om goed te leven. Die beide  groepen worden door Johannes aangesproken. En hij stelt ze twee wegen voor: als de Messias komt zul je gedoopt worden: met de Heilige Geest als zegen, of met het vuur van het oordeel.

Dat Johannes het zo inderdaad bedoelde, blijkt ook uit de woorden die Matteüs optekent. Hij gebruikt een andere beeldspraak ter verklaring: “die zal u ​dopen​ met de ​heilige​ Geest​ en met vuur. De ​wan​ is in zijn hand en Hij zal zijn ​dorsvloer​ geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur“.

Er zijn meer teksten die duidelijk maken, dat vuur betrekking heeft op het oordeel, denk aan Marcus 9:43-48, 2 Tessalonicenzen 1:7-9, Hebreeën 10:27 en 12:29

De doop met de Geest is het resultaat van de eerste komt van Christs, de doop met vuur vindt plaats bij zijn wederkomst.

Jouw talent: Gods gave aan de  gemeente

In een vorig artikel zagen we, dat de Heilige Geest elke gelovige wil inschakelen om de gemeente, het lichaam van Christus, te laten groeien. De manier waarop Hij dat doet wordt in onze bijbelvertalingen aangeduid als genadegaven of geestesgaven. Waarschijnlijk is het meer correct om te spreken over uitingen van de genade cq Geest, zoals in 1 Korintiërs 12:1 (NBG51).

In dit artikel staan we stil bij de “genadegaven”, die door Paulus beschreven worden in Romeinen 12. Ter herinnering: de Romeinenbrief is geschreven aan een jonge gemeente, die nog geen onderwijs van de apostelen had genoten. Door zijn brief wil Paulus in afwachting van zijn bezoek aan Rome voorzien in wat de gemeente nodig heeft om zich gezond te ontwikkelen.

Romeinen 12

 4Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, 5zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in ​Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander. 6Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de ​genade, die ons gegeven is:7profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; 8wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ijver; wie ​barmhartigheid​ bewijst, in blijmoedigheid.

In deze opsomming valt op, dat het lijkt te gaan over dingen, waarvoor we een natuurlijke aanleg hebben. Dat geldt ook voor profetie, als we dat opvatten in de zin van 1 Korintiërs 14:3 als opbouwend, troostend en bemoedigend spreken. Dat is wat een leraar doet, of een ouder of een coach.

Aangeboren talent

Paulus noemt hier deze natuurlijke aanleg onbekommerd “genadegaven”. Dat is niet zo vreemd als het op het eerste gezicht misschien lijkt. We belijden immers dat God ons gevormd heeft in de moederschoot (Psalm 139!). Alles wat we bij onze  geboorte meegekregen hebben, is een geschenk van God en bruikbaar voor Gods Geest.

Direct op deze opsomming in Romeinen 12 volgt een gedeelte waarin het allereerst gaat over de manier waarop christenen met elkaar omgaan: erop gericht om elkaar te dienen en lief te hebben. Vervolgens komt onze houding naar alle mensen aan de orde: het goede zoeken voor iedereen.

Deze twee gedeelten staan niet los van elkaar, maar laten iets heel moois zien. Romeinen 12 laat zien, dat als Gods barmhartigheid, zijn genade, ons voor ogen staat, we zullen leren het voorbeeld van Jezus te volgen door de ander lief te hebben, te dienen en het goede te zoeken voor alle mensen. Vervolgens wijst Paulus ons op de hulpmiddelen die ons ter beschikking staan: “gaven (letterlijk: uitingen van genade), onderscheiden naar de genade die ons gegeven is“. En tenslotte wijst hij ons op de mensen om ons heen met de vraag: wat zou ik voor de ander kunnen beteken?

Wat heb je? Wat kun je? Wat  wil je graag?

Er is een mooi verhaal in het Oude Testament over de profeet Elisa, die te hulp geroepen werd door een weduwe. Daarop zei Elisa: “Wat kan ik voor u doen? Wat heb u in uw huis?“. Dat kleine kruikje bleek de oplossing voor haar financiële problemen te bevatten (2 Koningen 4:1-7). Dat lijkt op wat Paulus hier in Romeinen 12 schrijft. Als je door de genade gedreven wordt, kijk je wat jij hebt om de ander in genade te dienen. En de één heeft de gave om te bemoedigen, de ander om leiding te geven, weer iemand anders om te troosten, te helpen, te luisteren, te organiseren, muziek te maken, te timmeren of iets anders. Niemand hoeft dus te denken: “ik kan zo weinig, ik heb niet zulke belangrijke geestelijke gaven”.

Als je hart op staat voor andere mensen en je jouw capaciteiten beschikbaar stelt voor God, ontdek je, dat jouw talent een gave van God aan de gemeente is, waarmee jij op jouw unieke manier kunt bijdragen aan de (geestelijke) groei van de gemeente. Zoals je gaandeweg je aangeboren talent ontwikkeld hebt door onderricht en training, leer je ook gaandeweg om onder leiding van Gods Geest je talent in te zetten in Gods werk. Dan krijgt door de Geest jouw natuurlijke talent een diepere dimensie. Op een manier die heel natuurlijk bij jou past. Paulus roept ons daarom op om deze genadegaven niet te veronachtzamen (1 Timoteüs 4:14).

Je bent een gave

God heeft mensen als gaven aan de gemeente gegeven. Te beginnen met apostelen en profeten, evangelisten, herders en leraren. Maar vervolgens zijn ook alle leden van de gemeente afzonderlijk gaven aan de gemeente, die allen nodig zijn om geestelijke groei te bewerkstelligen.

Foto: StockSnap from Pixabay