Ook met Pasen staan we stil bij woorden van Jezus. Zoals zijn laatste woorden, de kruiswoorden, een rijke betekenis hebben, geldt dat ook voor de eerste woorden na zijn opstanding, zoals ze zijn opgetekend door Johannes.

De leerlingen van Jezus hebben inmiddels gehoord, dat Jezus is opgestaan. Maar ze hebben Hemzelf niet gezien. Eén persoon blijft achter in de graftuin: Maria van Magdala. Overmand door verdriet kan ze alleen maar huilen. Haar held is gestorven, begraven en, naar zij meent, geroofd uit z’n graf. Tranen lopen over haar wangen. Ze ziet niets meer helder. Zelfs niet dat haar geliefde meester vlakbij is. Ze denkt dat het de tuinman is…

Maar de vragen die Hij stelt….! Waarom …? Wie …? Die raken precies de zere plek. Hoe kun je dat nou vragen?

De antwoorden zijn toch bij voorbaat duidelijk? Waarom zou iemand bij een graf huilen? Wie zou je zoeken in een graf? Wacht, hij drijft de spot met haar. Die tuinman heeft het natuurlijk gedaan! “Waar heb je Hem gelaten”, wil ze weten. Maar er komt geen antwoord; ze hoort alleen haar naam noemen: “Maria”.

In één tel vallen al haar lasten van haar af. De manier waarop haar naam gezegd wordt doet haar opkijken. Deze man weet wie ze is, wat ze voelt, wat ze denkt, hoe radeloos ze is, hoe boos, hoe eenzaam. Maar Hij vindt haar niet zielig. Hij aanvaardt haar. Zijn liefde verwarmt haar. Zijn woorden richten haar op. Nee, het is niet de tuinman, het is haar Meester: “Rabboeni”. Eén woord van de Levende en haar leven verandert. Het nieuwe leven geeft haar kracht en een taak: ze mag anderen vertellen van de opstanding; van de overwinning over de dood, die een rijke belofte inhoudt voor de hele schepping!

Wat herken ik mezelf in Maria. Met zoveel waarom- en andere vragen en zo weinig antwoorden. Zoveel twijfels, boosheid en verdriet.

Wil Jezus niet even naast me komen staan en alleen maar mijn naam noemen?
Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ (…) Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Johannes 20:15,16)

Waarom huil je? Wie zoek je?